Reflexen en het autonome zenuwstelsel BS4

Maak in je schrift
1. Noem de namen van de type neuronen in volgorde in het plaatje hiernaast

2. zijn je hersenen onderdeel van het perifere of centrale zenuwstelsel?


1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Maak in je schrift
1. Noem de namen van de type neuronen in volgorde in het plaatje hiernaast

2. zijn je hersenen onderdeel van het perifere of centrale zenuwstelsel?


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Basisstof 4: Reflexen en het autonome zenuwstelsel
Pak vast je BiNaS,
Tabellen: 
88B
88K
88L

Slide 3 - Diapositive

Herhalen vorige les
Basisstof 3: Het zenuwstelsel

  1. Je kunt de bouw en signaalverwerking van verschillende typen neuronen beschrijven.
  2. Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 4 - Diapositive

Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 5 - Quiz

Het zenuwstelsel kan op grond van de bouw worden ingedeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Welk neuron is
een sensorisch
neuron?
A
Neuron 1
B
Neuron 2
C
Neuron 3

Slide 7 - Quiz

Wat is de volgorde van neuronen in een reflexboog?
A
Motorneuron - schakelcel - sensorische neuron
B
Schakelcel - motorneuron - sensorische neuron
C
Sensorische neuron - motorneuron - schakelcel
D
Sensorische neuron - schakelcel - motorneuron

Slide 8 - Quiz

De functies van het zenuwstelsel

A
impulsen verwerken die van de zintuigen komen
B
zintuigcellen verwerken
C
prikkels opvangen

Slide 9 - Quiz

Hoeveel neuronen heb je ongeveer?
A
85 miljard
B
50
C
35 miljoen
D
10 duizend

Slide 10 - Quiz

Wat is de drempelwaarde van een actiepotentiaal van een neuron?
A
+35 mV
B
-55mV
C
-70 mV
D
-80 mV

Slide 11 - Quiz

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 12 - Quiz

Ruggenmerg

In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.

Bij welk punt komt een impuls die ontstaat in een sensorische neuron van de rechterbiceps aan in het ruggenmerg?

A
Bij punt 1
B
Bij punt 2
C
Bij punt 3
D
Bij punt 4

Slide 13 - Quiz

Impulsoverdracht verloopt van het postsynaptisch neuron naar het presynaptisch neuron.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Basisstof 4: 
Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen

  1. Je kunt de functie en werking van reflexen en een reflexboog beschrijven.
  2. Je kunt de werking van het autonome zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 16 - Diapositive

Bewuste beweging
Morgen van dichtbij bekijken

Slide 17 - Diapositive

Reflexen
Een reflex is een aangeboren, vaste, onbewuste (automatische) reactie  op een specifieke prikkel.


Bijvoorbeeld:
De pupilreflex is een vaste reactie van de spieren in het straalvormig lichaam op een te grote hoeveelheid licht.

Affective blindsight

Slide 18 - Diapositive

Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


= de weg die de impulsen afleggen bij een reflex.


Als de impuls vanuit het hoofd komt, gaat het via de hersenstam.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive


Bewuste reactie:
  • Via de hersenen
  • Denk je bij na
  • Doe je bewust/extra
  • Kan heel snel gaan, maar je hebt er over nagedacht.

Reflex:
  • NIET via de hersenen
  • Denk je NIET bij na
  • Doe je onbewust
  • Is altijd dezelfde snelle reactie
  • Beschermt je lichaam en voorkomt schade

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
  • Je autonome zenuwstelsel wordt niet beïnvloed door wat jij wil.
  • Het werkt samen met het hormoonstelsel.
  • Regelt de werking van spieren en klieren.

Slide 23 - Diapositive

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel te verdelen in:
  • Orthosympathisch: in actie (links)
  • Parasympatisch: in rust (rechts)

Grensstreng
Dubbele innervatie bij organen


Binas tabel 88L

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag

Maken
Opdrachten 39 t/m 49

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Het autonome zenuwstelsel regelt gewilde bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 28 - Quiz

Waar bevinden zich de meeste centra van het autonome zenuwstelsel?
A
in de kleine hersenen
B
in het ruggenmerg
C
in de hersenstam
D
in de grote hersenen

Slide 29 - Quiz

Een reflex is aangeboren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Een refleximpuls gaat niet via
A
het ruggemerg
B
de hersenstam
C
de hersenen

Slide 31 - Quiz

Wat is een reflex?
A
Een vaste snelle reactie op een bepaald impuls
B
Een vaste snelle reactie op een bepaalde prikkel
C
Een afwisselende snelle reactie op een bepaalde prikkel
D
Een afwisselende trage reactie op een bepaalde impuls

Slide 32 - Quiz

Zenuwcellen kunnen een orgaan stimuleren of afremmen in zijn werking. Hoe beïnvloeden de zenuwcellen van het autonome zenuwstelsel de maag?
A
orthosymp. stimuleert parasymp. stimuleert
B
orthosymp. stimuleert parasymp. remt
C
orthosymp. remt parasymp. stimuleert
D
orthosymp. remt parasymp. remt

Slide 33 - Quiz

Wat is een onderverdeling van het autonome zenuwstelsel?
A
centraal en perifere zenuwstelsel
B
axon en dendriet
C
parasympatisch en orthosympatisch
D
motorische en sensorische zenuw

Slide 34 - Quiz

Reflexen
Hieronder staan vier beweringen over reflexbewegingen.
1 Impulsen voor reflexbewegingen verlopen altijd via het ruggenmerg.
2 Een bepaalde reflexbeweging komt meestal sneller tot stand dan dezelfde gewilde beweging.
3 Reflexbewegingen kunnen niet worden onderdrukt.
4 Reflexbewegingen komen tot stand voordat of zonder dat het individu zich van de prikkel bewust wordt.

Welke beweringen zijn juist?

A
Alleen de beweringen 1 en 3.
B
Alleen de beweringen 2 en 4.
C
Alleen de beweringen 1, 2 en 3.
D
Alleen de beweringen 2, 3 en 4.

Slide 35 - Quiz

Kan een terugtrek-reflex nog optreden als in de reflexboog de zenuwcellen bij R zijn uitgeschakeld?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Wat past bij het autonome zenuwstelsel?
A
Bewust
B
Onbewust
C
Willekeurig
D
Onwillekeurig

Slide 37 - Quiz

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 38 - Quiz

Welk type spierweefsel werkt niet autonoom?
A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
Glad spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 39 - Quiz

Een reflex verloopt automatisch.
Word je je bewust van een reflex?
A
Nee, want het gaat automatisch
B
Nee, nooit
C
Ja, direct
D
Ja, iets later

Slide 40 - Quiz

Leerdoelen

  1. Je kunt de functie en werking van reflexen en een reflexboog beschrijven.
  2. Je kunt de werking van het autonome zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 41 - Diapositive

Checklist practicum morgen:

- Tekenspullen: Potlood, Gum, Pen
       5 kleuren om in te kleuren
- Elastiekje als je lange haren hebt

Slide 42 - Diapositive

Ik beheers de leerdoelen van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Sondage

Waar zou je meer over willen leren?

Slide 44 - Question ouverte

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 45 - Question ouverte

Huiswerk Voor Maandag
Thema 1 Basisstof 4: 32 t/m 38

Eerste 5 minuten in stilte voor jezelf


timer
5:00

Slide 46 - Diapositive

Checklist practicum morgen:

- Tekenspullen: Potlood, Gum, Pen
       5 kleuren om in te kleuren
- Elastiekje als je lange haren hebt

Slide 47 - Diapositive