Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wat is geen spanningsbron?
A
accu
B
batterij
C
schakelaar
D
dynamo
Slide 1 - Quiz
Een stroom- of Ampéremeter is altijd parallel geschakeld.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Ampèremeter
Slide 3 - Diapositive
Geleiders
Sommige materialen laten elektriciteit door. Zo'n materiaal noemen we een geleider.
Alle metalen zijn goede geleiders. Veel gebruikte geleiders zijn koper, ijzer, tin en staal. Maar ook andere metalen zoals aluminium, zilver, goud en kwik geleiden elektriciteit goed.
Geleiders laten elektriciteit goed door
Slide 4 - Diapositive
Isolatoren
Bijna alle andere materialen laten elektriciteit niet makkelijk door.
Dit noemen we een isolator.
Voorbeelden van isolatoren zijn hout, plastic, rubber, glas, keramiek, steen en vooral lucht.
Isolatoren laten geen elektriciteit door
Slide 5 - Diapositive
Weerstand
Als er stroom door een apparaat loopt ontstaat er weerstand.
Deze weerstand in een elektriciteitssnoer is o.a. afhankelijk van:
1. de lengte; Hoe langer het snoer, hoe groter de weerstand.
2. de dikte; Hoe dunner het snoer, hoe groter de weerstand.
Weerstand is hoe makkelijk of hoe moeilijk de elektronen door een materiaal heen bewegen.
Slide 6 - Diapositive
Een multimeter meet:
Spanning (volt)
Stroomsterkte (Ampère)
Weerstand (Ohm)
Slide 7 - Diapositive
Wet van Ohm
De elektrische stroomsterkte hangt af van twee dingen:
de spanning
de weerstand.
Spanning kun je vergelijken met de kracht waarmee de elektrische deeltjes vooruit geduwd worden.
Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte.
Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte.
Slide 8 - Diapositive
Wet van Ohm
Slide 9 - Diapositive
Stappen
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule
4. Berekening
5. Antwoord +eenheid
Slide 10 - Diapositive
Uitwerking opdracht
Gegevens: I = 1,2 A R= 15 Ohm
Gevraagd: U
Oplossing:
Spanning = stroomsterkte x weerstand U = I x R U = 1,2 x 15 U = 18 V
Slide 11 - Diapositive
Opdracht 1
Slide 12 - Diapositive
Wat is het antwoord?
Slide 13 - Question ouverte
Uitwerking opdracht 1
Slide 14 - Diapositive
Opdracht 2
Slide 15 - Diapositive
Wat is het antwoord?
Slide 16 - Question ouverte
Uitwerking opdracht 2
Slide 17 - Diapositive
Opdracht 3
Slide 18 - Diapositive
Wat is het antwoord?
Slide 19 - Question ouverte
Uitwerking opdracht 3
Slide 20 - Diapositive
Opdracht 4
Slide 21 - Diapositive
Wat is het antwoord?
Slide 22 - Question ouverte
Uitwerking opdracht 4
Slide 23 - Diapositive
Voorbeeld van een weerstand
Slide 24 - Diapositive
Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema?
Je gebruikt het symbool in het plaatje hiernaast.
Slide 25 - Diapositive
Waarde van een weerstand
De waarde van een weerstandje kun je bepalen aan de hand van de gekleurde ringen.
Op het plaatje hiernaast zie je wat de kleurcode van een weerstand betekent.
Slide 26 - Diapositive
Ring 4 en evt 5
De 4e (en soms 5e ring) zijn zilver of goud. Dit betekent dat ze een afwijking hebben. Bij zilver is de afwijking 10% en de gouden 5%.