Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Transport
Slide 1 - Diapositive
Houtvaten
Bastvaten
Anorganische sapstroom
Organische sapstroom
water en mineralen
water en suikers
opwaartse sapstroom
multidirectionele sapstroom
worteldruk
capillaire werking
Slide 2 - Question de remorquage
In de afbeelding zie je een doorsnede van de stengel van een kruidachtige plant.
In welk van de gelabelde onderdelen vindt het transport van suikers plaats?
A
B
C
D
Slide 3 - Quiz
Jonah loopt vroeg in de ochtend door de tuin. Er staat een rij aardbeiplantjes. Hij ziet dat er druppeltjes aan de randen van de bladeren hangen. Maar het heeft niet geregend. Leg uit door welk proces dit wordt veroorzaakt. Leg ook uit waardoor de druppeltjes aan de bladrand vooral ’s ochtends te zien zijn.
Slide 4 - Question ouverte
Leg in stappen uit hoe worteldruk ontstaat. Verklaar ook waarom worteldruk energie kost
Slide 5 - Question ouverte
Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop. Zoogdieren redden het daarmee niet. Waarom niet?
A
Vissen bewegen weinig en hebben dus niet zoveel zuurstof nodig
B
Het hart van vissen pompt krachtiger, waardoor een tweede keer niet nodig is
C
Zoogdieren zijn warmbloedig en verbruiken meer energie en zuurstof
D
Zoogdieren hebben longen en geen kieuwen. Dat werkt minder efficiënt.
Slide 6 - Quiz
a. Geef de functie(s) van de kleine bloedsomloop b. Geef de functie(s) van de grote bloedsomloop
Slide 7 - Question ouverte
Benoem een verschil tussen de bloedsomloop van een kikker en dat van een mens. Welke bloedsomloop is efficiënter? Waarom?
Slide 8 - Question ouverte
Er worden twee beweringen gedaan over het hart in de afbeelding.
1. De delen 6 en 7 van het hart ontvangen bloed uit aders.
2. Het bloed dat het hart verlaat via bloedvat 3, komt het hart weer binnen via bloedvat 4. Welke bewering is of welke zijn juist?
A
De beweringen zijn allebei onjuist
B
De beweringen zijn allebei juist
C
Alleen bewering 1 is juist
D
Alleen bewering 2 is juist
Slide 9 - Quiz
Benoem alle onderdelen van het hart.
Sleep je onderdelen naar de juiste nummer in de tekening. Sommige onderdelen staan dubbel benoemd in de tekening. Je hoeft ze maar naar één van de juiste plekken te verslepen.
Onderste holle ader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader
Linker boezem
Rechter boezem
Rechter Kamer
Linker Kamer
Halve maan vormige kleppen
Hartkleppen
Slide 10 - Question de remorquage
Tijdens de systole trekken de kamers zich samen en tijdens de diastole ontspannen ze zich. Hiernaast zijn de verschillende kleppen met letters aangegeven Welke kleppen zijn tijdens de diastole gesloten?
A
P en Q
B
P en S
C
Q en R
D
R en S
Slide 11 - Quiz
De juiste volgorde van impulsgeleiding in het hart is...
A
Sinusknoop--> bundel van His --> AV-knoop
B
Bundel van His --> Sinusknoop --> AV-knoop
C
AV-knoop--> Sinusknoop--> bundel van His
D
Sinusknoop--> AV-knoop --> bundel van His
Slide 12 - Quiz
Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Liggen vaak dieper
Slide 13 - Question de remorquage
Nicotine heeft een bloedvat vernauwende werking. Leg uit dat roken de bloeddruk verhoogt.
Slide 14 - Question ouverte
De hypofyse produceert het hormoon FSH, dat bij een vrouw de ontwikkeling van follikels in de eierstokken kan stimuleren. Beschrijf de route die het FSH molecuul aflegt om van de hypofyse naar de eierstokken te komen. Noem alle bloedvaten en eventuele onderdelen van het hart.
Slide 15 - Question ouverte
Vlooien bijten hun slachtoffers om bloed op te zuigen uit de haarvaten. In welke eigenschap verschillen haarvaten van aders en slagaders, waardoor haarvaten voor vlooien geschikter zijn om bloed uit op te zuigen?
A
De bloeddruk in haarvaten is lager dan die in aders en slagaders.
B
De stroomsnelheid van het bloed in haarvaten is lager dan in aders en slagaders.
C
De wand van haarvaten is dunner dan die van aders en slagaders.
D
De zuurstofconcentratie in haarvaten is hoger dan in aders en slagaders.
Slide 16 - Quiz
Wat is het verschil tussen weefselvloeistof dat net de haarvaten uitkomt, en het weefselvloeistof vlak voordat het de lymfevaten in gaat?
Slide 17 - Question ouverte
Als zuurstof van de lucht in je longen naar je bloed diffundeert, waar is er een hogere pO2?
A
In de lucht in je longen
B
In het bloed
C
De pO2 is gelijk
D
Dat kun je niet weten
Slide 18 - Quiz
Wat is de invloed van de een lage pH op deze reactie?
Slide 19 - Question ouverte
Wat is de invloed van de aanwezigheid van veel CO2 op deze reactie?