Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 17 maart

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Deze geven aan dat iets van iemand is. Ze geven een bezit aan.
Bezittelijke voornaamwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord:
mijn boek of m'n boek
jouw tas of uw tas
zijn fiets of haar fiets
ons huis of onze bank

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 3 - Question de remorquage

...... schrift lag in hun kamer.
A
jou
B
jouw

Slide 4 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder

Slide 5 - Question de remorquage

Ik ga nu die kamer poetsen met ........ schoonmaakspullen.
A
uw
B
u

Slide 6 - Quiz

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw

Slide 7 - Question de remorquage

Mijn kamer is een grote bende

mijn=
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Quiz

Zijn kamer is erg schoon.

zijn =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
wij
mijn nicht
Ik
zijn schoenen
Hem

Slide 10 - Question de remorquage

jou
jouw
Deze fiets is toch van ....?
Deze fatbike is toch van ...?
Ik heb een vape gevonden, is die van ...?
Er staat een shotje op de bar, is die van ...?
Staat ... Vespa in de regen?
Zet je ... glas even in de vaatwasser?

Slide 11 - Question de remorquage

u
uw
Deze auto is toch van ...?
Is dit ... handtasje?
Ik heb een oorbel gevonden, is die van ...?
Is dit van ...?
Is dit ... jas?

Slide 12 - Question de remorquage

Maak opdracht 22 tot en met 26 van Perron 3.

Ben je hiermee klaar? Ga verder met je schrijfopdracht of maak de extra opdracht op papier!

Slide 13 - Diapositive