H4.4 Een multiculturele samenleving

H4.4 |Een multiculturele samenleving
A - Migratie
lees leertekst a en b
beantwoord de leerdoelen/leervragen
opdrachten 1 t/m 10
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

H4.4 |Een multiculturele samenleving
A - Migratie
lees leertekst a en b
beantwoord de leerdoelen/leervragen
opdrachten 1 t/m 10

Slide 1 - Diapositive

leerdoel | Je kunt verschillende groepen migranten omschrijven die van Nederland een multiculturele samenleving maakten.
Veel migranten kwamen, na de Tweede Wereldoorlog, uit de Nederlandse koloniën en na 1975 uit Suriname. In de jaren 50 en 60 kwamen arbeidsmigranten uit landen rond de Middellandse Zee. In de jaren 90 vooral uit Oost-Europese landen. Omdat veel migranten definitief in Nederland blijven wonen ontstaat een multiculturele samenleving.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Opdracht-1a
Wanneer noemen we iemand een migrant?
Maak de zinnen kloppend.
– Iemand die van Groningen naar Maastricht verhuist, is een / geen migrant.
– Iemand die van Canada naar Nederland verhuist, is een / geen migrant.
– Iemand wiens ouders in een ander land geboren zijn, is een / geen migrant.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht-1b
Vóór 1945 waren er ook al cultuurverschillen tussen mensen in Nederland. Geef hiervan een voorbeeld.
Bijvoorbeeld:
  • Er waren cultuurverschillen tussen katholieken en protestanten.
  • Er leefden al migranten uit Europa in Nederland.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht-2a
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Arbeidskrachten komen steeds vaker uit Oost-Europa.
B Indonesië wordt onafhankelijk.
C Nederland haalt gastarbeiders uit Spanje.
D Suriname wordt onafhankelijk.
De juiste volgorde is:  

Slide 6 - Diapositive

Opdracht-2a
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Arbeidskrachten komen steeds vaker uit Oost-Europa.
B Indonesië wordt onafhankelijk.
C Nederland haalt gastarbeiders uit Spanje.
D Suriname wordt onafhankelijk.
De juiste volgorde is: B, C, D, A.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht-2b
Beschrijf de reden waarom de volgende groepen naar Nederland kwamen.
Gastarbeiders: 
  • Zij werden naar Nederland gehaald of kwamen naar Nederland om te werken.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht-2b
Beschrijf de reden waarom de volgende groepen naar Nederland kwamen.
Gastarbeiders: 
  • Zij werden naar Nederland gehaald of kwamen naar Nederland om te werken.

Slide 9 - Diapositive

Opdracht-2b
– Molukkers: 
  • zij hadden tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog
  • aan Nederlandse kant gevochten.
– Surinamers: 
  • zij hadden geen vertrouwen in de economie en politiek na de onafhankelijkheid.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht-2b
– Vluchtelingen: 
  • zij vluchtten voor oorlog of vervolging.

Slide 11 - Diapositive

Opdracht-2c
Gastarbeiders werkten vaak in fabrieken.
Zij werkten bijvoorbeeld niet in de zorg. Geef daarvoor een verklaring.
  • Gastarbeiders spraken geen Nederlands. Zij deden ongeschoold werk, waarvoor ze de taal niet hoefden te spreken.

Slide 12 - Diapositive

Opdracht-3a
Migranten uit Suriname spraken al Nederlands.
Bedenk daarvoor een verklaring.
  • Suriname was tot 1975 een kolonie van Nederland. Er werd toen op scholen in het Nederlands lesgegeven.

Slide 13 - Diapositive

Opdracht-3b
Noem een overeenkomst en een verschil tussen deze groep Surinaamse vrouwen en de gastarbeiders uit de jaren 1960.
Overeenkomst: 
  • beide groepen kwamen vanwege een tekort aan arbeidskrachten naar Nederland.
Verschil: 
  • deze Surinaamse vrouwen werden opgeleid, terwijl gastarbeiders alleen ongeschoold werk deden.

Slide 14 - Diapositive

Opdracht-4a
Leg uit waarom de bron past bij een multiculturele samenleving.
  • In een multiculturele samenleving leven verschillende culturen bij elkaar. Deze kerk wordt ook gebruikt door niet-migranten én migranten.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht-4b
Maak de zin kloppend.
Bij bron 2 past het begrip secularisatie / verzuiling.

  • Bij bron 2 past het begrip secularisatie / verzuiling.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht-5a
Leg uit waarom de houding van de Nederlandse overheid over integratie is veranderd sinds 1945. Doe het zo:
– In het begin had 
  • de overheid weinig aandacht voor integratie
omdat
  • de verwachting was dat migranten terug zouden gaan of vanzelf zouden integreren.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht-5a
– Maar later 
  • kreeg de overheid meer aandacht voor integratie
omdat
  • toen bleek dat migranten vaker geen werk hadden, er veel discriminatie was en spanningen ontstonden.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht-5b
Leg uit waarom de houding van de Nederlandse overheid juist in de jaren 1980 veranderde.
  • Vanaf de jaren 1980 raakten veel migranten hun baan kwijt, waardoor hun achterstanden duidelijker werden.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht-5c
Gebruik ook leertekst 3C. In de jaren 1980 kwamen er wetten die discriminatie verboden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 1983. Wat gebeurde er toen?
  • De grondwet werd gewijzigd.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht-5d
Integratie betekent dat ook Nederland zich moet aanpassen aan migranten. Leg uit dat het tegengaan van discriminatie daar een voorbeeld van is.
  • Integratie betekent dat Nederland ook ruimte moet maken voor migranten. Daarom is het belangrijk dat andere Nederlanders migranten niet discrimineren, dus niet buitensluiten.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht-6
Een bewering: ‘Het gaat goed met de integratie van migranten in Nederland.’ Geef, op basis van de leertekst, een argument vóór
en een argument tegen deze bewering. Doe het zo:
– Een argument vóór de bewering is bijvoorbeeld: 
  • dat (klein)kinderen van migranten het steeds beter doen op school.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht-6
– Een argument tegen de bewering is bijvoorbeeld:
  • dat de kans op werk voor (kinderen van) migranten nog steeds veel kleiner is.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht-6
– Een argument tegen de bewering is bijvoorbeeld:
  • dat de kans op werk voor (kinderen van) migranten nog steeds veel kleiner is.

Slide 24 - Diapositive

Opdracht-7a
Leg uit dat bron 3 een voorbeeld is van discriminatie. Doe het zo:
– Discriminatie is 
  • een ongelijke behandeling van mensen in dezelfde situatie.
– Bron 3 is een voorbeeld van discriminatie, want
  • deze vrouwen hebben niet dezelfde werkomstandigheden of hetzelfde loon als Nederlanders.

Slide 25 - Diapositive

Opdracht-7b
Leg uit dat bron 3 een voorbeeld is van integratie. Doe het zo:
– Integratie betekent 
  • dat een groep onderdeel wordt van de samenleving.
– Bron 3 is een voorbeeld van integratie, want
  • deze Turkse vrouwen staken omdat zij weten wat hun rechten zijn in de Nederlandse samenleving.

Slide 26 - Diapositive

Opdracht-7c
Leg uit dat de situatie in bron 4 niet helpt bij integratie.
  • Integratie betekent dat een groep onderdeel wordt van de samenleving. Maar als een groep (in dit geval Molukkers) helemaal gescheiden leeft, lukt dat niet.

Slide 27 - Diapositive

Opdracht-8
De overheid heeft wetten gemaakt die discriminatie verbieden. Verklaar waarom dit de discriminatie niet zomaar kan oplossen.
  • Discriminatie gaat over denkbeelden die mensen hebben. Wetten op papier kun je wel veranderen, maar de ideeën van mensen niet zomaar.

Slide 28 - Diapositive

Leerdoel
Leerdoel • Je kunt uitleggen waarom er discussie is over ‘de
Nederlandse identiteit’.
Door de instroom van mensen ontstaat er een grotere ‘diversiteit’ in de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Daardoor ontstaat een discussie over de Nederlandse identiteit. De opkomst van politieke partijen die de identiteit ter discussie stellen zorgt voor een verharding in de samenleving. Nederland is een multicultureel land waarin het soms moeilijk te omschrijven is wat Nederlandse identiteit is.

Slide 29 - Diapositive

Huiswerk
H4.7 Examenopdrachten
Opdrachten 1 t/m 13

Slide 30 - Diapositive

Huiswerk
H4.5 : Je eigen mening geven
lezen : blz. 100+101
Maken opdrachten 1 t/m 7

Slide 31 - Diapositive