Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
aiToolsTab
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
H4 Formuleren cursus 5, paragraaf 5
Formuleren, cursus 5
§ 5: Verwijzen (p. 160)
§ 7: Zinsbouw (p. 167)
§ 8: Kruid je tekst (digitaal)
§ 9: Uitdrukkingen (digitaal)
1 / 20
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
20 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Formuleren, cursus 5
§ 5: Verwijzen (p. 160)
§ 7: Zinsbouw (p. 167)
§ 8: Kruid je tekst (digitaal)
§ 9: Uitdrukkingen (digitaal)
Slide 1 - Diapositive
§ 5:
Verwijswoorden
Je leert:
- verwijswoorden gebruiken die passen bij het antecedent;
- de regels voor het gebruik van de juiste verwijswoorden.
Slide 2 - Diapositive
Welke verwijswoorden ken je?
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
Antecedent
Het woord of de woordgroep waarnaar een verwijswoord terugwijst, heet het
antecedent.
Het
woordgeslacht van het antecedent
(mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) bepaalt welk verwijswoord je gebruikt.
Slide 5 - Diapositive
Wat is er fout aan de zin:
'Hun hebben veel minder huiswerk!'?
Slide 6 - Question ouverte
Hun - persoonlijk voornaamwoord
Het woord 'hun' gebruik je als persoonlijk voornaamwoord als je verwijst naar een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
"Ik gaf
hun
een mooi boek."
"Ik gaf
aan hen
een mooi boek."
Slide 7 - Diapositive
Hun - bezittelijk voornaamwoord
Het woord 'hun' gebruik je als bezittelijk voornaamwoord als je verwijst naar meervoudige zelfstandige naamwoorden.
"De docenten hebben
hun
planning goed op orde."
Slide 8 - Diapositive
'De-woorden' zijn:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
mannelijk of vrouwelijk
Slide 9 - Quiz
Naar 'het-woorden' verwijs je met:
A
deze en die
B
deze en dit
C
dit en dat
D
die en dat
Slide 10 - Quiz
Woordgeslacht?
Onzijdige woorden
(
het-woorden):
verwijs met
het
en
zijn
.
Let op:
namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn
het-woorden.
Mannelijke woorden
(de-woorden):
verwijs naar mannelijke woorden met
hij
,
hem
en
zijn
.
Vrouwelijke woorden
(de-woorden):
verwijs naar vrouwelijke woorden met
zij
,
ze
en
haar
.
Slide 11 - Diapositive
Hoe herken je mannelijke of vrouwelijke woorden?
Door het op te zoeken in het woordenboek.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Maak van cursus 5, §5 opdracht 2.1 (p. 161)
Slide 14 - Diapositive
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
het bedrijf
de provincie
het comité
de vereniging
het koor
het CDA
Slide 15 - Question de remorquage
Slide 16 - Diapositive
Maak van cursus 5, §5
opdracht 3, 4 (mag digitaal)
p. 162 - 163
Slide 17 - Diapositive
https:
Slide 18 - Lien
Slide 19 - Vidéo
https:
Slide 20 - Lien
Plus de leçons comme celle-ci
Proefles Duits GHC
July 2025
-
28 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
1TL periode 2 les 3
July 2025
-
8 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
Bezittelijk voornaamwoord Frans
September 2024
-
9 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1KB periode 2 les 3
July 2025
-
16 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
lidwoorden/ geslacht zelfstandige naamwoorden
July 2025
-
31 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Proefles Intensief lezen, 3F, 4F
July 2018
-
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
MBO
havo, vwo
Leerjaar 3-6
SCORE Nederlands vo/mbo
Wereldoriëntatie 5/6 - Begrijp ik de tekst?
November 2023
-
10 diapositives
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 5,6
Kidsweek in de Klas
Verwijswoorden en flaptekst
January 2022
-
26 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 8
Kidsweek in de Klas