HV2_8.3 Feit en mening, objectief en subjectief, standpunt en argumenten, verbanden

8.3 Reclame en maatschappelijke thema's



- Je leert wat het verschil is tussen een feit en een mening (herhaling)
- Je leert wat een standpunt is en een argument (herhaling)
- Je leert wat het verschil is tussen objectieve en subjectieve argumenten
- Je leert twee nieuwe verbanden + signaalwoorden
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

8.3 Reclame en maatschappelijke thema's



- Je leert wat het verschil is tussen een feit en een mening (herhaling)
- Je leert wat een standpunt is en een argument (herhaling)
- Je leert wat het verschil is tussen objectieve en subjectieve argumenten
- Je leert twee nieuwe verbanden + signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Feit en mening

Slide 2 - Diapositive

Feit en mening
Een feit >
- Kun je controleren
- Is waar
- Kun je opzoeken
 
Parijs is de hoofdstad van Frankrijk. 

Slide 3 - Diapositive

Feit en mening
Een mening >
- Is iets wat jij of iemand anders van iets vindt
- Is persoonlijk
- Is iets waar je het wel of niet mee eens bent
 
Parijs is de mooiste stad van Europa. 

Slide 4 - Diapositive

Feit of mening?
A
In deze alinea staan enkel feiten.
B
In deze alinea staan enkel meningen.
C
In deze alinea staan zowel feiten als meningen.
D
In deze alinea staan zowel geen feiten als meningen.

Slide 5 - Quiz

Feit of mening?
A
In deze alinea staan alleen feiten.
B
In deze alinea staan alleen meningen.
C
In deze alinea staan feiten én meningen.
D
In deze alinea staan geen feiten en geen meningen.

Slide 6 - Quiz

Feit, mening (standpunt) en argument

Slide 7 - Diapositive

standpunt en argument

Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,


want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.


standpunt
signaalwoord
argument
argument

Slide 8 - Diapositive

Objectieve en subjectieve argumenten
Objectieve argumenten zijn gebaseerd op:

- feiten die je kunt controleren

Bijvoorbeeld:
- regels en wetten
- wetenschappelijke gegevens uit onderzoeken

Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op: 

- mening of een opvatting

Bijvoorbeeld:
- vermoedens
- gevoelens en emoties
- normen en waarden
- geloof / overtuiging

Slide 9 - Diapositive

Objectieve argumenten

Subjectieve argumenten
Inhoud is controleerbaar
gebaseerd op feiten
bekende gegevens, regels of onderzoeksresultaten
Is de auteur van de tekst betrouwbaar?
Is de bron van de tekst betrouwbaar?
Is het duidelijk waar de informatie in de tekst vandaan komt?
inhoud is niet controleerbaar
bevatten vaak een mening of een overtuiging
zijn gebaseerd op algemene normen en waarden of op een
enkele ervaring
Waar is het argument op gebaseerd?

Slide 10 - Question de remorquage

Tekstverbanden
Welke ken je nog?
Er komen twee nieuwe tekstverbanden bij (in het rijtje).

Slide 11 - Diapositive

Oorzaak - gevolg
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt. Je koppelt een oorzaak aan een gevolg.

Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, als gevolg van, doordat, zodat, het gevolg is 
Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.

Slide 12 - Diapositive

Conclusie
Na een of meer uitspraken kom je tot een eindoordeel, de conclusie.

Signaalwoorden: dus, concluderend, hieruit volgt

Je bent twee keer te laat gekomen. Je zult je dus morgenochtend moeten melden bij de receptie.

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag
Filmpje bekijken van opdracht 11

- Maken: opdracht 11 t/m 13, blz. 54 t/m 58 

Slide 14 - Diapositive