globalisering samenvatting na webquest

Globalisering
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Globalisering

Slide 1 - Diapositive

webquest voorlezen
Zorgt Globalisering voor een betere wereld?

Slide 2 - Diapositive

Wat hebben de volgende dingen met elkaar te maken?

  • McDonald’s
  • Pepsi
  • Sushi
  • Tulpen
  • Samsung

Slide 3 - Diapositive

Er is sprake van een McDonalds in vrijwel elk land. Dit is een voorbeeld van:
A
Handelsbalans
B
Globalisering
C
Eindproducten
D
Regionale gelijkheid

Slide 4 - Quiz

Globalisering
Gebieden en mensen raken steeds meer met elkaar verbonden. 
Vroeger: zijderoute, koloniën

Slide 5 - Diapositive

globalisering 
uitwisseling van personen, kennis en goederen

mogelijk door: technologische ontw. & handelsafspraken
problemen: milieu

Slide 6 - Diapositive

Analfabetisme zegt iets over...
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 7 - Quiz

Ontwikkelingen door globalisering
1.  opkomst Mno's, halen grondstoffen uit andere landen en hebben daar ook fabrieken en kantoren staan. Hoofdkantoren in centrumlanden.
2. verdwijnen handels(belemmeringen), landen grenzen open voor handel, migratie ook makkelijker.
3.technologische ontwikkeling, snel contact over de hele wereld. Wel tijdszones

Slide 8 - Diapositive

1. Voorbeelden van MNO's

Slide 9 - Diapositive

Noem 2 mainports van Nederland

Slide 10 - Question ouverte

Wat hebben deze 2 foto's met elkaar te maken?

Slide 11 - Diapositive

De vestigingsplaatsfactor is...
A
de reden om nog meer snelwegen te bouwen
B
de reden om de Rotterdamse haven uit te breiden
C
de reden voor een bedrijf om zich ergens te vestigen
D
de reden waarom Nederland betrouwbaar is

Slide 12 - Quiz

Vestigingsplaats-factoren

  1. Gunstige ligging
  2. Betrouwbaar land
  3. Gericht op het buitenland
  4. Goed opgeleid
  5. Lage belasting
Aantekening

Slide 13 - Diapositive

welk begrip?

Slide 14 - Diapositive

er is ook sprake van verschuiving van welvaart,....
 
leg dat eens uit

Slide 15 - Diapositive

verschuiving van werk en welvaart
  • MNO's maken producten in lagelonenlanden vooral arbeidsintensieve producten.
  • Verschuiving werk en inkomens van centrum naar (semi) periferie landen.
  • (hightech industrie blijft in centrumlanden)

Slide 16 - Diapositive

Niet iedereen profiteert van die verschuiving
(in centrumlanden en de periferie.
Wie profiteert niet en waarom?

in centrumlanden:                                           in periferielanden:

Slide 17 - Diapositive

Niet iedereen profiteert in centrumlanden en de periferie.
Wie profiteert niet en waarom?
centrumlanden:                                           
Werknemers verliezen hun baan door sluiting en verhuizing fabrieken.
(semi)periferielanden:
  • veel mensen nog werkloos
  • zwaar werk tegen weinig loon

Slide 18 - Diapositive

begrippen

Slide 19 - Diapositive

verandering productieketen
-> Grondstoffen: nog niet bewerkte goederen- hout van boom, katoen (periferie)
-> Halffabricaten: bewerkte grondstoffen -  houten palen, bolletje wol- (semiperiferie)
-> Eindproducten: producten die gereed zijn en verkocht kunnen worden - houten tafel, trui (centrum)

Slide 20 - Diapositive

werktijd
is je werkboek op orde?
timer
12:00

Slide 21 - Diapositive

Globalisering

Slide 22 - Diapositive

In dit land is de Gini
A
ongeveer nul
B
ongeveer 1
C
ongeveer 10
D
ongeveer 100

Slide 23 - Quiz

Hoe lager de Gini coëfficiënt hoe eerlijker de salarissen zijn verdeeld
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

dit land heeft een gini van

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Diapositive

Les 1M Nederland is rijk

Slide 27 - Diapositive

Waarom is Nederland een koploper?
  • Hoog inkomen per inwoner
  • Hoog welzijn
  • Leven gemiddeld lang (81 jaar)
  • Bijna iedereen kan lezen en schrijven (99%) 

Slide 28 - Diapositive

Ongelijkheid in Nederland

  • Sociale ongelijkheid
  • Regionale ongelijkheid 

Slide 29 - Diapositive

Handelsbalans
De export - de import van een land. 
Nederland exporteert meer dan dat het importeert dus heeft Nederland een positieve handelsbalans.
Uitgedrukt in geld

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Diapositive

Welk woord hoort er op de puntjes te staan: Het noorden van Europa is ....
A
Rijk
B
Arm
C
Er tussen in

Slide 33 - Quiz

Welk woord hoort er op de puntjes te staan: Het Westen van Europa is ....
A
Rijk
B
Arm
C
Er tussen in

Slide 34 - Quiz

Welk woord hoort er op de puntjes te staan: Het Zuiden van Europa is ....
A
Rijk
B
Arm
C
Er tussen in

Slide 35 - Quiz

Welk woord hoort er op de puntjes te staan: Het Oosten van Europa is ....
A
Rijk
B
Arm
C
Er tussen in

Slide 36 - Quiz

De arme landen in Europa waren vroeger:
A
Kapitalistisch
B
Communistisch

Slide 37 - Quiz

Handelsoverschot/tekort bereken
Export - Import = Handelsoverschot/tekort.
Als het antwoord negatief is is het tekort, als het positief is is het overschot.
Nederland verkoopt 450 miljard euro aan goederen en diensten.
Nederland koop 400 euro aan goederen en diensten

Slide 38 - Diapositive