Organiseren kun je leren

Organiseren kun je leren
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Organiseren kun je leren

Slide 1 - Diapositive

Organiseren kun je leren

We gaan de komende lessen aan de slag met het 
organiseren van een activiteit. 

Activiteit = Iets wat mensen kunnen doen of 
waarmee mensen actief kunnen zijn.

Slide 2 - Diapositive

Noem een activiteit

Slide 3 - Carte mentale

Organiseren kun je leren
Bij het organiseren van activiteiten houd je rekening met 
de doelgroep, het doel van de activiteit en de soort activiteit.
Individuele activiteiten                            Groepsactiviteiten



Slide 4 - Diapositive

Doelgroep

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Vidéo

Doelgroep ?
De groep mensen waarvoor de activiteit wordt georganiseerd. 
Ze hebben dezelfde kenmerken, zoals
leeftijd - geslacht - woonplaats - opleidingsniveau - beroep - hobby’s

Bijvoorbeeld; 
baby's - peuters - kleuters - jonge kinderen - tieners - pubers - volwassenen - ouderen


Slide 7 - Diapositive

Doel activiteit? 
Kennis vergroten
Bewegen
Sociale vaardigheden leren
Ontspanning - Plezier

Een activiteit kan meerdere doelen hebben. 
Er is altijd één hoofddoel van een activiteit.




Slide 8 - Diapositive

Workshop in museum
Schoolreisje Duinrel
Proefles Karate
Snuffelstage
Sociale vaardigheden
Kennis vergroten
Plezier Ontspanning
Bewegen

Slide 9 - Question de remorquage

Soort activiteit?

Slide 10 - Carte mentale

Soort activiteit? 
Sportactiviteiten
Culturele activiteiten
Educatieve activiteiten
Muzikale activiteiten
Zakelijke activiteiten
Feestelijke activiteiten

Slide 11 - Diapositive

Organiseren met 3 B's 
Als je een taak organiseert komt daar heel wat bij kijken. 
Het is belangrijk om goed te brainstormen over de activiteit.
Brainstormen = Ideeën verzamelen over de te organiseren activiteit.
Wie? Wat? Wanneer? Waarom? Welke? Waar?
Het organiseren van een activiteit kost geld.
Budget = Het bedrag dat beschikbaar is om uit te geven aan de activiteit.
Begroting = Een schema met daarin de verwachte inkomsten en uitgaven.











Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Boekje vragen invullen blz. 193 t/m blz.198, 
opdracht 6.01 t/m 6.07
individueel of met je buurman/vrouw.

Daarna groepjes maken en 
verder met boekje in tot en met blz.211

Slide 13 - Diapositive