Grammatica 3TL, blok1

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Wat is juist?
De bijvoeglijke bepaling;

1. geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord.
2. is een deel van een ander zinsdeel.
3. kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan.
4. A,B en C zijn juist

Ik had haar de juiste informatie
kunnen verstrekken.
(wwg=?)

1. had
2. kunnnen verstrekken
3. had kunnen verstrekken

Benoem het onderstreepte zinsdeel:

De snijdende wind blies ons om de oren.

1. bijwoordelijke bepaling
2. bijvoeglijke bepaling

Het meewerkend voorwerp:
Aan wie/voor wie+wwg+o+lv
De docent Nederlands heeft ons die vraag vaak gesteld.

1. Als je 'aan' of voor kunt weglaten is het een meewerkend voorwerp
2. Als je 'aan' of voor kunt toevoegen is het een meewerkend voorwerp
3. A en B zijn juist
4. A en B zijn onjuist

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.

1. juist
2. onjuist

De jongens gooiden sneeuwballen.
Welk zinsdeel is 'sneeuwballen'?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. bijwoordelijke bepaling

Hij krijgt een nieuwe scooter voor zijn verjaardag.
LV is:

1. verjaardag
2. een nieuwe scooter
3. hij
4. een scooter

Hoe heet het zinsdeel dat onderstreept is?

Zijn winterbanden in Duitsland verplicht?

1. Onderwerp
2. Gezegde
3. Persoonsvorm
4. Lijdend voorwerp

bwb: Het stabiele, zomerse weer zal nog aanhouden tot na het weekeinde.

1. het stabiele, zomers weer
2. nog
3. tot na het weekeinde
4. zit er niet in

Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.

1. juist
2. onjuist

ow?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken

1. mijn zusjes
2. zitten
3. zitten maken
4. zitten te maken

Bijvoeglijke bepaling(en)?
De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering

1. hele, prachtige
2. zaal, uitvoering
3. hele
4. prachtige

Hoe noem je het zinsdeel wat 'over' blijft?

1. afval
2. de rest
3. bijwoordelijke bepaling
4. bijvoeglijke bepaling

Ik had haar de juiste informatie
kunnen geven.
(LV=?)

1. haar
2. de juiste informatie
3. ik
4. informatie

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

1. aan/voor wie + pv + ow +lv?
2. aan/voor wie + ow + lv?
3. aan/voor wie + wg + ow +lv?
4. aan/voor wie + wg + lv?

Onze vriendelijke, oude buurman van hiernaast. Welke bijvoeglijke bepalingen zijn er?

1. onze
2. vriendelijke
3. oude
4. van hiernaast

Verdeel de deze zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? - De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.

1. 2
2. 4
3. 3
4. 5

Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeel

1. Juist
2. Niet juist

De jongens gooiden sneeuwballen.
Welk zinsdeel is 'sneeuwballen'?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. bijwoordelijke bepaling

Ik had haar de juiste informatie
kunnen geven.
(LV=?)

1. haar
2. de juiste informatie
3. ik
4. informatie