les 2 lijdend voorwerp

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Instaples 2 taal

Lijdend voorwerp

Dit ga je leren

Je leert hoe je het gezegde en het lijdend voorwerp herkent

Herman duwde zijn zus in het zwembad

Dit moet je weten

Gezegde: alle werkwoorden uit een zin bij elkaar te zetten. 

In ieder geval de persoonsvorm

Lijdend voorwerp: wat+ gezeegde + onderwerp

Het lijdend voorwerp doet zelf niets....

Jacco heeft een vlinder gevangen

Lijdend voorwerp

Mama heeft haar neus verbrand.

Papa heeft de parasol opgezet.

Steffie draagt een grote zonnehoed.

In elke zin staat een lijdend voorwerp

1. juist
2. onjuist

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

Liza eet.

1. Liza
2. eet
3. Er is geen lijdend voorwerp.

Kan jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?

1. jij
2. het lijdend voorwerp
3. in die zin
4. kan vinden

Vandaag hebben we patat gegeten.
we =

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Die jongen heeft het nu wel begrepen.
(lijdend voorwerp)

Het lijdend voorwerp is:
De wielrenner fietste 200 kilometer.

Maak een zin met 'de vis' als lijdend voorwerp.

Aan het werk

Werkblad 2

Vakantieverhaal