u2 App 8 en App 9

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

een app

1. la chose
2. l'appli
3. l'écran
4. le clavier

il est cassé

1. hij is leeg
2. hij is langzaam
3. hij is opgeladen
4. hij is kapot

le réseau est une chose pour ....

1. téléphoner
2. visiter
3. voler
4. parler

het scherm van mijn mobiel is kapot

trop

1. langzaam
2. teveel
3. kapot
4. perdu

voler =...... en le vol = ........

1. netwerken + het netwerk
2. overschrijden + de overschrijding
3. wachten + de wachtkamer
4. stelen + de diefstal

j'ai visité

1. hij heeft bezocht
2. ik heb bezocht
3. hij bezoekt
4. ik bezoek

nu =

Tu as été en ligne?

1. ik ben online
2. ik ben online geweest
3. jij bent online
4. je bent online geweest

je suis fâché

1. je bent boos
2. ik ben boos
3. je bent langzaam
4. ik ben langzaam

Le réseau wifi a marché?

verdelen

1. partager
2. voler
3. tomber
4. visiter

het was =

1. c'est
2. c'était