Grammatica blok 2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Grammatica

Herhaling zinsdelen

Wat is de persoonsvorm: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.

1. afspreken
2. vrienden
3. wilde
4. ik

Wat is het onderwerp: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.

1. wilde
2. ik
3. afspreken
4. met mijn vrienden

Wat is het werkwoordelijk gezegde: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.

1. wilde
2. afspreken
3. wilde afspreken
4. geen

Wat is het lijdend voorwerp?: Ik heb een boek gekocht voor mijn vader.

1. ik
2. heb gekocht
3. een boek
4. voor mijn vader

Wat is het meewerkend voorwerp?: Ik heb een boek gegeven aan mijn moeder.

1. gegeven
2. een boek
3. ik
4. aan mijn moeder

Voeg een bijvoeglijke bepaling toe bij boek: De man kocht een boek.

Voeg een bijwoordelijke bepaling bepaling toe bij boek: De man kocht een boek.

Wat zijn de, het en een?

Wat voor woorden zijn: Jan, Amsterdam, Hond?

Wat voor woorden zijn: Grote, kleine, dikke en rode?

Wat voor woorden zijn: Op, in, onder, tijdens, van en met?

Wat voor woorden zijn: Hij, zij, wij, ik?

Wat voor woorden zijn: Ons, mijn, jouw?

de ......... (verplichten)
opdracht

De ............... (oververhit) motor.

De ............ (verlaat) trein.

Het .............. (haasten) meisje.

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gebeuren -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: versieren -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: ingezet -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: verrast -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gespeeld -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gespeeld -

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gereserveerd -

Wederkerend voornaamwoord

Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden met zich, zoals zich herinneren, zich verkleden en zich wassen.

ik herinner me

hij herinnert zich

u herinnert u (zich)

wij herinneren ons

Wederkerig voornaamwoord

Het wederkerig voornaamwoord is elkaar. Het verwijst naar meer personen.

voorbeeld

Zien jullie elkaar nog weleens?

De tennissters gunnen ............
(wederkerig voornaamwoord) de overwinning niet.

De docent heeft ..........
(wederkerend voornaamwoord) in de datum van de ouderavond vergist.

Vraag jij ...............
(wederkerend voornaamwoord) ook weleens af waarom ongezonde dingen zo lekker zijn?

Jullie moeten ..............
(wederkerend voornaamwoord) haasten om de bus nog te halen.

..................................... is een wederkerig voornaamwoord.

Hoe noem je woorden die bij een bepaald beroep horen?

Vakjargon

Woorden die bij een bepaald beroep horen.

Lassen, metselen 

Welke woorden horen bij het vakjargon van een kapper?