1 T/H Herhaling Hoofdstuk 1

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Taalverzorging formuleren

Ik heb overzicht over de theorie van Hoofdstuk 1

Ik weet wanneer de toets van Hoofdstuk 1 is. 

Woord van de week

Herhaling van alle theorie Hoofdstuk 1

Nederlands

oktober

Proeftoets maken, starten

Hebben we alle doelen behaald?

Vragen bedenken over de theorie van Hoofdstuk 1

Woord van de week

Urgent

1. betekenis

2. zin maken

Lezen

Het onderwerp van een tekst zoek je met een vast stappenplan:

1. Kijk naar de volgende onderdelen

- de titel

- de afbeeldingen

-de tussenkopjes

- de opvallende letters

Lezen (2)

2. Lees de eerste alinea

3. Stel jezelf de volgende vraag:

Waarover gaat de tekst?

Doe dit in maximaal 4/5 woorden!

Woordenschat

Synoniem: een woord dat bijna hetzelfde betekent

Als je niet weet wat een woord betekent, kun je in een tekst een synoniem zoeken om je te helpen. 

Voorbeelden: opschrijven - noteren, auto-wagen, 

gym-bewegingsonderwijs, slim-intelligent

Taalverzorging grammatica

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iemand doet. 

Er staat er minimaal 1 in in de zin, soms wel 2 of 3. 

Ik ga naar school. 

Wij horen dat te weten.

Hij zou dat hebben gedaan.

Taalverzorging spelling

Een zin begint altijd met een hoofdletter en eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken. 

Leestekens:

. , ! ? " ' ( ) : ; 

Taalverzorging spelling (2)

Hoofdletters schrijf je bij: 

namen , plaatsen, feestdagen

Let op, niet bij:

- dagen van de week

- maanden van het jaar

- windstreken

Zinsdelen

Strepen zetten:

1. Vóór en na de persoonsvorm

2. Hussel de zin. Elk zinsdeel dat vóór de persoonsvorm past, is een zinsdeel.

Voorbeeld:

De jongen zette gisteren alle lelijke bloemen buiten de deur.

Afspraak maken toets

Vrijdag 15 oktober 3e uur. 

Stof:

Lezen, woordenschat en taalverzorging.

Maken van de oefentoets

De docent deelt de oefentoets aan jullie uit. 

Je begint in de les met het maken hiervan. 

Bewaar de toets goed!!

Hebben we alle doelen behaald?

1. Ik heb overzicht over de theorie van Hoofdstuk 1
   
2. Ik weet wanneer de toets van Hoofdstuk 1 is.