blok 6 week 3 les 1 + ww

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

vallen [tt] Ik _____________ vaak als ik ga skaten.

Typ het woord dat je hoort!

ruiken [tt] Wij _____________ allemaal de zoete geur van honing.

Typ het woord dat je hoort!

glijden [vt] Afgelopen donderdag _____________ jij van de glijbaan.

Typ het woord dat je hoort!

schaatsen [vd] Ik heb de hele middag _____________.

Typ het woord dat je hoort!

vergroten [vt] Toen _____________ ik mijn kennis over dieren.

Typ het woord dat je hoort!

branden [tt] Ik _____________ mijn vingers aan het fornuis.

Typ het woord dat je hoort!

leven [vt] Afgelopen jaar _____________ mijn ouders al 20 jaar samen.

Typ het woord dat je hoort!

planten [vt] Vorige week _____________ ik een appelboom.

Typ het woord dat je hoort!

luisteren [vt] Afgelopen donderdag _____________ ik naar een nieuw nummer.

Typ het woord dat je hoort!

leven [vt] Chris heeft in Denemarken _____________.

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ de zin die je hoort!

Typ de zin die je hoort!

Typ de zin die je hoort!