Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
6.2 Bestuiving
Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
Slide 1 - Diapositive
wat is bestuiving?
Slide 2 - Carte mentale
Bestuiving
Het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op een stempel heet bestuiving.
Slide 3 - Diapositive
Nectar
Veel bloemen bevatten nectar. Dit is een zoet sap wat vogels en insecten aantrekt.
Bijen verzamelen nectar om honing van te maken.
Slide 4 - Diapositive
Nectar
Bij het verzamelen van nectar raakt een bij vaak bedekt met stuifmeel . Als de bij naar een andere bloem vliegt, neemt hij het stuifmeel mee. Op die manier komt het stuifmeel op de andere bloem terecht.
Slide 5 - Diapositive
Als je even een boom vol stuifmeel schud...
Slide 6 - Diapositive
Een spin die in een klaproos zit en daar onder het plakkerige stuifmeel is komen te zitten.
Slide 7 - Diapositive
Waarom maakt een bloem nectar?
Een bloem heeft zelf niets aan nectar. Toch maakt het nectar om bijen aan te trekken. Bijen maken er dan honing van.
Bloemen hebben namelijk wel iets aan bijen. Als de bij de stuifmeelkorrels meeneemt, dan laat hij ze vaak ook bij andere bloemen achter.
Slide 8 - Diapositive
Wat is bestuiving?
A
stuifmeel komt op een stamper
B
eicellen komen op de meeldraad
C
eicellen komen op de stamper
D
stuifmeelkorrels komen op de meeldraad
Slide 9 - Quiz
Waarvan maakt een bij honing?
A
Stuifmeel
B
Nectar
Slide 10 - Quiz
Wat de functie van nectar?
A
Voeding voor de bloem
B
Het lokken van insecten
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Vidéo
Bestuiving?
Het gaat er wel om dat het stuifmeel van een plant op dezelfde soort plant terecht komt.
Een brandnetel kan een roos niet bestuiven.
Slide 13 - Diapositive
2 soorten bestuivingen
* Bij zelfbestuiving komt stuifmeel op de stempel van dezelfde bloem of van een andere bloem aan dezelfde plant.
* Bij kruisbestuiving komt stuifmeel op een bloem van een andere plant van dezelfde soort.
Slide 14 - Diapositive
Kruisbestuiving en zelfbestuiving
Slide 15 - Diapositive
Nummer 1 is wel bestuiving, bloem Q is dezelfde bloem als bloem P.
1
Slide 16 - Diapositive
Nummer 2 is wel bestuiving, bloem Q is dezelfde bloem als bloem Q. Ook al is het dezelfde plant, dit noem je zelfbestuiving.
2
Slide 17 - Diapositive
Nummer 3 is wel bestuiving, bloem Q is dezelfde bloem als bloem Q. Ook al is het een andere bloem aan dezelfde plant, dit noem je zelfbestuiving.
3
Slide 18 - Diapositive
Nummer 4 is wel bestuiving, bloem R is dezelfde bloem als bloem Q.
4
Slide 19 - Diapositive
Nummer 5 is geen bestuiving, er moet stuifmeel van de meeldraad op de stempel komen, niet andersom.
5
Slide 20 - Diapositive
Nummer 6 is geen bestuiving, er moet stuifmeel van de meeldraad op de stempel komen. Dit is van meeldraad op meeldraad.
6
Slide 21 - Diapositive
Nummer 7 is geen bestuiving, er moet stuifmeel van de meeldraad op de stempel van dezelfde soort bloem komen. Dit is een andere soort.
7
Slide 22 - Diapositive
Nummer 8 is wel bestuiving. Ook al is het dezelfde plant, dit noem je zelfbestuiving.
8
Slide 23 - Diapositive
Nu zelf doen.
Sleep, op de volgende pagina, de blauwe plaatjes op de goede plek.
Slide 24 - Diapositive
Zelf bestuiving
Bestuiving
Geen bestuiving
Slide 25 - Question de remorquage
Insectenbloemen
Bestuiving door insecten -> insectenbloemen
Kenmerken:
Maken nectar
Grote opvallende kroon-bladeren
Geur
Slide 26 - Diapositive
Windbloemen
Bestuiving door wind -> windbloemen
Veel stuifmeel
Kleine onopvallende bloemen
Slide 27 - Diapositive
benoem de verschillen tussen insectenbloemen en windbloemen
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Diapositive
6.3 bevruchting
Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.
Slide 30 - Diapositive
stuifmeelbuis
Als het stuifmeel op de stempel valt groeit hieruit een buis dit noem je de stuifmeelbuis.
De stuifmeelbuis groeit naar het zaadbeginsel.
Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel
Slide 31 - Diapositive
Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt, barst de top van de stuifmeelbuis open. De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en versmelt met de kern van de eicel =bevruchting.
Slide 32 - Diapositive
Bevruchte eicel
Na de bevruchting gaat de eicel zich delen.
Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem.
Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
Als een zaad kiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje, en uiteindelijk een grote plant.
Slide 33 - Diapositive
Bevruchting
De kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de kern van de eicel
1 vruchtbeginsel kan meerdere zaadbeginsels bevatten