Thema 6 Ecologie en Duurzaamheid - vmbo B jaar 2

Thema 6

Ecologie en 
Duurzaamheid
1 / 71
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 71 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Thema 6

Ecologie en 
Duurzaamheid

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 1
Relaties

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen basisstof 1
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat ecologie is.
2. Wat een voedselketen is.
3. Wat een voedselweb is.
4. Wat afvaleters zijn.

Slide 3 - Diapositive

Begrippen

Slide 4 - Diapositive

Stel je voor, je woont in een bos. Er zijn veel konijnen, en een paar vossen. Opeens! verdwijnen alle vossen uit het bos. Wat denk je dat er gebeurt met de konijnen?


Slide 5 - Diapositive


Stel je voor dat er opeens 100 konijnen zijn en al het gras opeten in het bos. Wat gebeurt er dan?

Slide 6 - Diapositive

Alles wat in de natuur met elkaar samenhangt noemen wij: 
Ecologie!
Ecologie is het onderzoeken hoe organismen en het milieu waar in zij leven met elkaar samen werken. 


Slide 7 - Diapositive

Om te begrijpen wat ecologie is moet je eerst weten wat milieu is.
Het milieu is de omgeving waar een organisme leeft.

- Regenworm leeft in de bodem.
- Haai leeft in de zee.
- Schaap leeft op het land.

Slide 8 - Diapositive

Alles wat in de natuur met elkaar samenhangt noemen wij: 
Ecologie!
Ecologie is het onderzoeken hoe organismen en het milieu waar in zij leven met elkaar samen werken. 

De organisme en het milieu waar zij in leven hebben een relatie met elkaar.


Slide 9 - Diapositive


Voorbeeld van een relatie in de natuur.

Slide 10 - Diapositive

Verschil tussen planteneters en vleeseters.
Planteneters: eten alleen planten.
Vleeseters: eten alleen vlees.

Slide 11 - Diapositive

Voedselketen

Wat zie je gebeuren?
timer
0:30

Slide 12 - Diapositive

Voedselketen

Wat zie je gebeuren?
- Konijn eet een paarden
   bloem.
- Wezel loert op een
   konijn om hem 
   vervolgens op te eten. 

Slide 13 - Diapositive

Voedselketen
Een paardenbloem <-- wordt opgegeten door een konijn <--- een wezel eet de konijn op.

1e in de voedselketen: Altijd een plant
2e in de voedselketen: altijd een planteneter.
3e in de voedselketen: een vleeseter. 

Slide 14 - Diapositive

Voedselweb


- In een gebied zijn er meerdere voedselketens. 
   Deze noem je samen een voedsel web.
- In een voedselweb komen dieren voor die 
   planten en dieren eten: alleseters.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive


Afvaleters
Niet alles wordt opgegeten in een voedselweb. Planten en dieren kunnen ook dood gaan.
De afvaleters eten de dode resten van planten en dieren op.


Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Maken opdracht 

Slide 18 - Diapositive

Terugblik leerdoelen basisstof 1
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat ecologie is.
2. Wat een voedselketen is.
3. Wat een voedselweb is.
4. Wat afvaleters zijn.

Slide 19 - Diapositive


Basisstof 2
Kringloop

Slide 20 - Diapositive

Leerdoelen basisstof 2
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat producenten zijn.
2. Weet ik wat consumenten zijn.
3. Weet ik wat reducenten zijn.
4. Weet ik wat biologische afbreekbaar is.

Slide 21 - Diapositive


Producenten --> Consumenten --> Reducenten

Slide 22 - Diapositive

Producenten
- Elk voedselketen begint met planten.
- Planten zijn voedsel voor mensen en dieren.
- Planten produceren voedsel door fotosynthese. 

Slide 23 - Diapositive

Consumenten
- Een ander woord voor eten en drinken is consumeren.
- Dieren en mensen eten de stoffen die door planten zijn gemaakt.

Slide 24 - Diapositive

Reducenten
- Afvaleters eten resten van dode dieren en planten. Maar ze eten niet alles. Er blijven restjes over.
- Bacteriën en schimmels breken de restjes af.
- Dit wordt het afbreken van organismen genoemd: ook wel reduceren.

Slide 25 - Diapositive

Kringloop

Slide 26 - Diapositive

Biologisch afbreekbaar afval
- Afval afkomstig van planten en dieren.
- Wordt afgebroken door bacteriën en schimmels.

- Brood
- Schillen
- Vleesresten



Slide 27 - Diapositive

Niet biologisch afbreekbaar afval
- Afval niet afkomstig van planten en dieren.
- Kan niet worden afgebroken door bacteriën en schimmels.

- Glas
- Plastic
- Blikjes 
- Sigarettenpeuken

Slide 28 - Diapositive

Basisstof 3
Samenleven

Slide 29 - Diapositive

Leerdoelen basisstof 3
Aan het einde van de les: 
1. weet ik de twee soorten relaties in de 
  natuur.
2. Weet ik wat een rangorde is.
3. Weet ik een territorium is.


Slide 30 - Diapositive

Relaties
Elk organismen heeft een relatie met een soortgenoot.
Er zijn twee soort relaties tussen organismen:
1. Concurrentie
2. Samenwerking

Slide 31 - Diapositive

Concurrentie
- Bij concurrentie vechten twee organismen om hetzelfde. 
- Dit kan zijn: om voedsel of een veilige plek om te slapen.
- De organismen gaan tegen elkaar strijden. De winnaar krijgt de voedsel of de slaapplek.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo

Samenwerking
- Bij samenwerking werken organismen samen. 
- Dit doen ze door op andere dieren te jagen of samen jongen te krijgen.

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo

Wat is een voorbeeld van samenwerking tussen dieren?
A
Twee roofdieren vechten om een prooi.
B
Een vogel verjaagt een indringer.
C
Leeuwen jagen samen op voedsel.
D
Een beer eet vis uit een rivier.

Slide 38 - Quiz

Concurrentie
Samenwerking
Strijd om voedsel of ruimte
Organismen helpen elkaar of leven samen.

Slide 39 - Question de remorquage

Relaties binnen een groep
Dieren in groepen hebben vaak een rangorde: een dier is de baas!
- Bij olifanten is het oudste vrouwtje de leider.
- Elk dier weet zijn plek en zijn er minder gevechten.




Slide 40 - Diapositive

Voorbeeld van rangorde!
Bij olifanten is het oudste vrouwtje de leider. 

Slide 41 - Diapositive

Relaties binnen een groep
Sommige dieren hebben hun territorium (eigen gebied)
- Andere soortgenoten mogen er niet komen.
- Katten laten geursporen achter om hun territorium te claimen.
- Hierdoor vermijden ze ruzie met andere dieren. 

Slide 42 - Diapositive

Voorbeeld van territorium!
Een poes maakt geursporen in haar territorium.

Slide 43 - Diapositive

Paarvorming
Bij paarvorming vormen een mannetje en vrouwtje een paar om zich voort te planten.
- Vaak zorgt het vrouwtje voor het broeden van de eieren, terwijl het mannetje voedsel zoekt.
- Samen brengen ze jongen groot.
- Sommige dieren, zoals zwanen, blijven hun hele leven samen als paar.

Slide 44 - Diapositive

Voorbeeld van paarvorming!
Een zwanenpaar met kuikens.

Slide 45 - Diapositive

Wat is een voordeel van een rangorde in een dierengroep?
A
Er zijn meer gevechten.
B
Alle dieren worden even sterk.
C
Iedereen heeft een eigen taak.
D
De dieren weten hun plek en er is minder strijd.

Slide 46 - Quiz

Rangorde
Territorium
Volgorde in een groep wie de baas is.
Gebied dat een dier verdedigt of afbakent met geur.

Slide 47 - Question de remorquage

Wat is een kenmerk van paarvorming bij zwanen?
A
De kuikens zorgen voor het voedsel.
B
Het mannetje en vrouwtje leven samen en zorgen voor de jongen.
C
Alleen het mannetje broedt de eieren uit.
D
Zwanen leven altijd alleen.

Slide 48 - Quiz

Zet de stappen van voortplanting in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Man en vrouw vormen een paar
Eieren worden gelegd.
Vrouwtje broedt.
Kuikens komen uit.
Ouderen zorgen samen voor kuikens.

Slide 49 - Question de remorquage

Basisstof 4
Mens en Milieu

Slide 50 - Diapositive

Leerdoelen basisstof 4
Aan het einde van de les:
1. Weet ik wat de invloeden op het milieu er zijn.
2. Weet ik wat bevolkingstoename is.
3. Weet ik wat lucht, bodem en watervervuiling is.
4. Weet ik wat uitputting is.

Slide 51 - Diapositive

De mens en zijn omgeving.
- Je hebt het milieu nodig om 
   in leven te blijven.
- Je haalt dingen die je nodig 
   hebt uit de natuur.

Slide 52 - Diapositive

Invloeden op het milieu
Mensen veranderen het milieu op twee manieren:
1. Ze halen dingen uit het milieu. 
- Zoals hout, water, fossiele brandstoffen.
2. Ze voegen dingen toe aan het milieu.
- Zoals afval, uitlaatgassen en andere vervuiling.

Door deze acties ontstaan milieuproblemen. 

Slide 53 - Diapositive

Invloeden op het milieu
Belangrijkste oorzaken van milieuverandering:
1. Bevolkingsgroei
2. Manier van leven 
- Veel grondstoffen gebruiken, veel afval produceren.

Slide 54 - Diapositive

Welke uitspraak klopt?
A
Mensen hebben geen invloed op het milieu.
B
Mensen kunnen alleen dingen toevoegen aan het milieu.
C
Mensen halen en voegen dingen toe aan het milieu.
D
Alleen dieren zorgen voor vervuiling.

Slide 55 - Quiz

Bomen kappen
Vuil in het water lozen
Auto's gebruiken
Minder leefgebied voor dieren.
Watervervuiling.
Uitstoot van uitlaatgassen

Slide 56 - Question de remorquage

Bevolkingstoename
Bevolkingstoename betekent dat het aantal mensen op aarde groeit.

Gevolgen van meer mensen op aarde:
- Er is meer voedsel nodig.
- Er zijn meer huizen en wegen nodig.
- Er blijft daardoor minder grond over voor 
   natuur, planten en dieren.

Slide 57 - Diapositive

Slide 58 - Vidéo

Slide 59 - Lien

Manier van leven
Mensen gebruiken veel apparaten en voertuigen. 
- Voor die apparaten is energie nodig. Meestal via:
       * Aardolie
       * Aardgas
       *Steenkool

Bij de verbranding van deze afvalstoffen komen er afvalstoffen vrij.
Deze stoffen vervuilen het milieu: dit noem je milieu vervuiling.

Slide 60 - Diapositive

Als iedereen minder energie zou gebruiken, zou het milieu minder vervuild raken? Leg je antwoord uit!

Slide 61 - Carte mentale

Luchtvervuiling
Luchtvervuiling komt door rook en uitlaatgassen van auto's en fabrieken.
- Bij warm weer kan er smog ontstaat. Dit is slecht voor je longen.

Slide 62 - Diapositive

Slide 63 - Vidéo

Bodemvervuiling
Gifstoffen komen in de grond terecht, bijvoorbeeld door afval. 
- Planten nemen deze stoffen. 
- Dieren eten de planten op.
- Giftige stoffen komen in de voedselketen.

Vroeger werden er afval met giftige stoffen 
op vuilnisplaatsen gestort. 

Slide 64 - Diapositive

Watervervuiling
Watervervuiling komt soms van de landbouw.
- Mest en afvalwater vervuilen sloten, rivieren en grondwater.

Wereldwijd wordt veel afvalwater gewoon in het milieu geloosd.
- Vervuiling is slecht voor mensen, planten en dieren.

Slide 65 - Diapositive

Wat is het gevolg van smog in de lucht?
A
Mensen worden vrolijker.
B
Dieren groeien sneller.
C
Mensen met astma kunnen er ziek van worden.
D
Het regent vaker.

Slide 66 - Quiz

Luchtvervuiling
Bodemvervuiling
Watervervuiling
uitlaatgassen van auto's
Gif op stortplaatsen
Mest of afvalwater in rivieren

Slide 67 - Question de remorquage

Uitputting
Aardolie, aardgas en steenkool zijn fossiele brandstoffen.
Fossiele brandstoffen zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit resten van planten en dieren.

Fossiele brandstoffen kunnen opraken
- Dit noemen we uitputting


Slide 68 - Diapositive

Wat betekent het als een fossiele brandstof is uitgeput?
A
Dat het gerecycled wordt.
B
Dat hij op is en niet meer terugkomt.
C
Dat hij gevaarlijk is.
D
Dat hij voor planten wordt gebruikt.

Slide 69 - Quiz

Uitputting
Fossiele brandstoffen
Grondstoffen
Het opraken van natuurlijk voorraden.
Ontstaan uit dode planten en dieren.
Materialen uit de natuur, zoals zand.

Slide 70 - Question de remorquage

Slide 71 - Diapositive