Blauwe woorden 2.1 TaalCompleet B1

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Donderdag 5 juni 

Thema 2 Gezondheid 

2.1 

Vorige les?

Alex koopt alleen ...... voeding. Hij vindt gezond eten heel belangrijk

1. biologische
2. actief
3. stuks
4. de oefening

Jan ............. in een warm bad.

1. minstens
2. voeding
3. wisselt
4. ontspant zich

De maaltijden zijn .....
U kunt ze meteen opeten

1. biologisch
2. kant-en-klaar
3. actief
4. mager

Ik ben ...... geworden, want ik wil geen dieren meer eten

1. voeding
2. vitamine
3. vegetariër
4. rauw

Typ woorden die bij
VRIJE TIJD horen

Wat betekent rauw?

Maak een zin met 'het wisselt'

Maak een zin met 'mager'

Verwennen

Actief

Het etiket

De diepvries

De vitamine

De voeding

Lesdoelen

De student kan advies geven en reageren met gevoel 

Spreken & schrijven

Rol 1: de leerling met het kaartje

Lees de situatie.

Rol 2: de andere leerling

Reageer met een gevoel:

"Wat lastig." "Dat is niet leuk." "Wat vervelend."

Geef daarna advies:

"Misschien moet je...""Je kunt het best...""Ik zou...""Het is belangrijk om..."

"Goed idee!"

"Ik weet het niet hoor..."

"Ja, dat is zo!"

👉 Dan wisselen jullie van rol!

Opdracht 15 uit het boek!

Grammatica & schrijven

Je kunt een tweede werkwoord gebruiken na: 

blijven, gaan, helpen, horen, komen, kunnen, laten, leren, moeten, mogen, willen, zien, zullen.

Het eerste werkwoord hoort bij het onderwerp. Het tweede werkwoord staat aan het einde van de zin. Je gebruikt het hele werkwoord 

Opdracht zinnen maken: 

Opdracht: Pak een kaartje en bedenk een zin met twee werkwoorden

'Elsa laat haar bloeddruk onderzoeken'

'Amy laat haar gebit nakijken'

Het werkwoord laten als het om iemand anders gaat

Kun je ziek worden door je werk?

Maken opdracht 28

Bespreken opdracht 28

Wat vond je van de les?