T3 § 4.8: spelling apostrof, trema en accent

 Spelling 
Apostrof, trema en accent 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Spelling 
Apostrof, trema en accent 

Slide 1 - Diapositive

OPDRACHT
Maak opdracht 5a op blz. 158 
(online: opdracht 5a van § 4.8)

Slide 2 - Diapositive

Trema
Een trema gebruik je:
  • in het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ee en -ie:
  • reeën, categorieën, bacteriën.
  • als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen:
  • ruïne, vacuüm, beïnvloeden, havoër.
Dus géén trema op: buiig, beoefenen, financieel.


Je schrijft het trema op de plek waar de nieuwe lettergreep begint.




Slide 3 - Diapositive

Trema?
poeziealbum
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
poëziealbum
B
poezieälbum
C
pöeziealbum

Slide 5 - Quiz

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
industrïele
B
industriële

Slide 7 - Quiz

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Welke twee zijn juist?
A
porieën, ideeën
B
kniën, ideeën
C
poriën, knieën
D
ideeën, poriën

Slide 9 - Quiz

Waarom schrijf je melodieën met -eën
en bacteriën met -ën?

Slide 10 - Question ouverte

bacterie - bacteriën
melodie - melodieën
In het woord ‘melodie’ ligt de klemtoon op de laatste
lettergreep: er komt -ën achter. 

In ‘bacterie’ ligt de klemtoon
niet op de laatste lettergreep. Het trema plaats je daarom op de
laatste e en je voegt een losse -n toe.

Slide 11 - Diapositive

Schrijf het meervoud van 'fantasie' correct op

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf het meervoud van 'porie' correct op

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf het meervoud van 'categorie' correct op

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf het meervoud van 'kolonie' correct op

Slide 15 - Question ouverte

Apostrof
Je wilt zeggen van wie of wat iets is, schrijf je een -s achter het woord:
Daans tas, Mounirs agenda, een Amsterdams paaltje.

Achter woorden die op een lange klinker eindigen die je met één letter schrijft, gebruik je een apostrof voor de -s:
Emma’s rugzak, HEMA’s aanbieding, Gaby’s agenda, Otto’s fiets.








Slide 16 - Diapositive

Apostrof
Maar: Annes rugzak, Malous agenda.

Als een woord op een sis-klank eindigt, gebruik je alleen een apostrof:
Max’ rugzak, Liz’ agenda, Mitch’ fiets.







Slide 17 - Diapositive

Apostrof
Gebruik ook een apostrof:
  • in het meervoud van een zelfstandig naamwoord dat op een lange klinker eindigt die je met één letter schrijft: auto’s, baby’s, de Bahama’s,
    maar: etappes, etages
  • na cijfers, afkortingen en afleidingen:
    vwo’er, A4’tje, mp3’tje
  • als je letters weglaat:
    Ik hoop dat ’t niet zo hard regent vandaag.







Slide 18 - Diapositive

Welke spelling is correct?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 19 - Quiz

Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's

Slide 20 - Quiz

Welke spelling is correct?
de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
Louis' fiets
B
Louis's fiets
C
Louis fiets
D
Louiss fiets

Slide 21 - Quiz

Welke spelling is correct?

bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
A4tje
B
A4-tje
C
A4'tje
D
A4 tje

Slide 22 - Quiz

met apostrof 
zonder apostrof
met trema
zonder trema
Beatrix hoed
elektricien
olien
Wims dagboek
naief
Frits fiets
A4 tje
s Gravenhage

Slide 23 - Question de remorquage

Accent
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt: café, hé!, frêle.
In het Nederlands kennen we drie accenttekens, afkomstig uit het Frans:
accent aigu (streepje naar rechts): cliché.
accent grave (streepje naar links): barrière.
accent circonflexe (dakje): crêpe.
Met een accent aigu kun je ook nadruk op een woord leggen:
Deze shampoo is hét middel om van uw roos af te komen!





Slide 24 - Diapositive

é
ê
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe
è

Slide 25 - Question de remorquage

In welk woord is een accent aigu gebruikt?
A
logé
B
crèche
C
enquête

Slide 26 - Quiz

In welk woord is een accent grave gebruikt?
A
logé
B
crèche
C
enquête

Slide 27 - Quiz

In welk woord is een accent circonflexe gebruikt?
A
logé
B
crèche
C
enquête

Slide 28 - Quiz

Huiswerk:
maak opdracht 7, 8 en 10.

Slide 29 - Diapositive