BK en TH 5.2: Chromosomen en genen

5.2: Chromosomen en genen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

5.2: Chromosomen en genen

Slide 1 - Diapositive

Vorige les
Genotype: Erfelijk 

Fenotype: Uiterlijk 

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Alles wat je leert van je ouders
B
Erfenis die jou wordt nagelaten door je ouders
C
Eigenschappen die je hebt geërfd van je ouders

Slide 3 - Quiz

Hoe noemen we alle uiterlijke eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 4 - Quiz

Wat is genotype?
A
Alles wat jou aangeleerd is
B
Alle informatie in de DNA

Slide 5 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
23
B
46
C
12
D
40

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

Slide 7 - Diapositive

Erfelijke eigenschappen
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen.

Van elke chromosoom heb je er twee!

Slide 8 - Diapositive

Chromosomen
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. Die chromosomen komen voor in paren. Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern (2x23=46). Dit geldt voor alle lichaamscellen.
De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. 
In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.

Een geslachtscel van een mens bevat dus geen 46 chromosomen, maar 23 chromosomen.
 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Bevruchting
Bij bevruchting versmelten de kern van een eicel met de kern van een zaadcel. De chromosomen uit de cellen komen dan bij elkaar.
Samen komen ze in de celkern van de bevruchte eicel.

Slide 13 - Diapositive

Chromosomen bij bevruchting
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader en 23 chromosomen van de moeder. 
De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen.
Van elk chromosomenpaar is 1 chromosoom afkomstig van de moeder en van de vader.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Vrouwelijk geslachtschromosomen
Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar.
Een vrouw heeft twee X-chromosomen:
XX

Slide 16 - Diapositive

Mannelijk geslachtschromosomen
Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend
Een man heeft een X- en een Y chromosoom:
XY

Slide 17 - Diapositive

Geslachtschromosomen
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn of een Y.
Bij de bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar:
XX of XY
De baby wordt dan een meisje (XX) of een jongen (XY).

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Jullie gaan paragraaf 5.2 
lezen en maken!!


Slide 19 - Diapositive