3H De vergrotende trap

De vergrotende en overtreffende trap
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

De vergrotende en overtreffende trap

Slide 1 - Diapositive

De trappen van vergelijking
stellende trap  > je suis intélligente
vergrotende trap > je suis plus intélligente (que toi)
overtreffende trap > je suis la plus intélligente

Slide 2 - Diapositive

De vergrotende trap
  • Zet plus of moins voor het bijvoeglijk naamwoord  + que/qu'

  • Obélix est plus grand qu'Asterix.      Obelix is groter dan Astérix
  • Obélix est  moins grand qu'Astérix . Obelix is kleiner dan Astérix

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  •  La fille est plus grande

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Maak de vergrotende trap.
Cette fille est ___ (kleiner). petit

Slide 5 - Question ouverte

Michelle est ..... que Monique.
(sportiever)
A
plus sportif
B
plus sportive
C
plus sportifs
D
plus sportives

Slide 6 - Quiz

Ils sont .... .... que les autres.
(sterker)
A
plus fort
B
plus forte
C
plus forts
D
plus fortes

Slide 7 - Quiz

La maison est ... ... que la villa.
kleiner | petit

Slide 8 - Question ouverte

Mon frère est ... ... que ma soeur.
aardiger | gentil

Slide 9 - Question ouverte

L'espagnol est ... ...que le français.
moeilijker | difficile

Slide 10 - Question ouverte

De overtreffende trap
  • Zet le / la / les plus voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Zet le / la / les moins voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Astérix est  le plus petit.      Astérix is het kleinst.

  • Pas het bijvoeglijk naamwoord wel aan wanneer dit moet!
  • Les filles sont les plus intelligentes

Slide 11 - Diapositive

uitleg:
"groter" is de vergrotende trap
 van "groot".
De overtreffende trap zou zijn:
"De mijne is het grootst."

groot = stellende trap
groter = vergrotende trap
het grootst = overtreffende trap

Slide 12 - Diapositive

Mon père est ... ... ... de notre famille.
(het dikst)

A
le plus gros
B
la plus grosse
C
les plus gros

Slide 13 - Quiz