2E 11/11

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

2E 11/11

What are we going to do?

What do we remember?

Herhaling grammatica

Words

Afmaken paragraaf 2.5 en 2.6

Goals

Je kunt zinnen in de verleden tijd zetten

Je kunt de woordjes van paragraaf 2.5 vertalen

Je kunt de trappen van vergelijking maken

Je kent 'en 's bezittelijke voornaamwoorden

Vertaal: towel

Vertaal: spotless

Vertaal: stof

Vertaal: to iron

Vertaal: het bed opmaken

Past Simple

Leerdoelen:

Aan het einde van de les kun je:

• de Past Simple herkennen
• de Past Simple gebruiken
• de Past Simple toepassen

Voor de toets

Past Simple: regelmatig

	I / you / he / she/ it / we / they
+	ww + ed
+	ww eindigend op -e + d

vb: 

I walked, he played, they used, we smiled

My dad ... (to cook) yesterday.

The girl ... (ask) a question in class yesterday.

Maak een vraag:
John made lunch.

Maak een vraag:
I was in Paris two weeks ago.

Maak een vraag:
They were in Amsterdam last week.

Maak ontkennend:
Daniel played in the park

Maak een ontkenning:
We went shopping.

Trappen van vergelijking

      Na deze lessonup kun je de vergrotende en overtreffende trappen in het Engels toepassen.

Deze lesson-up bevat de uitleg hierover en een aantal oefenvragen.

Trappen van vergelijking

In het Engels werkt het bijna hetzelfde.

Woorden die één lettergreep hebben krijgen -er en -est.

small

smaller

smallest

This painting is small.

That painting is smaller.

That painting is the smallest.

klein

kleiner

kleinst

Trappen van vergelijking

Wanneer een woord twee of meer lettergrepen heeft zet je er

more of most voor.

Voor de vergrotende trap gebruik je: more

Voor de overtreffende trap gebruik je: the most

Spectacular

more spectacular

the most spectacular

spectaculair

spectaculairder

het spectaculairst

Trappen van vergelijking

LET OP 1

Als een woord eindigt op een Y dan verandert de Y in een i.

Daarna krijg je nog -er of -est.

happy

happier

the happiest

1/5; This story is ... (interesting) than yours.

2/5: My brother is ... (tall) than me.

3/5: Bob is ... (good) in English than I am.

5/5: A Hummer is ... (big) car on earth.

Bezit S Nederlands

iets is van iemand (personen & dieren)

Tims fiets.

De kats snorharen.

Het zijn Piets kleren.

 vaste s in het Nederlands

Bezit 's Engels

personen en dieren in enkelvoud & meervoud (niet eindigend op -s)

Tims fiets. - Tim's bike.

De kats snorharen. - The cat's whiskers.

Het zijn Piets kleren.. - They are Pete's clothes.

Jill is my ...... friend.

(de vriend van mijn zus)

1. sister's
2. sisters
3. sisters'

This is ...... car.

(Dit is de auto van Hannah)

1. Hannahs
2. Hannahs'
3. Hannah's

The ...... (mv) necks are long.

1. giraffes
2. giraffe's
3. giraffes'

My best ...... (ev) wedding.

1. friends
2. friend's
3. friends'

An ...... (ev) ear is very big.

1. elephants
2. elephant's
3. elephants'

Maken:

Afmaken paragraaf 2.5

Maken paragraaf 2.6

Klaar? Test yourself

Presentatie