Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,2

Present Continuous

In theme 2 heb je de present simple geleerd. Dit is een tegenwoordige tijd. 

Je gebruikt de present simple voor dingen die altijd, vaak, regelmatig of nooit gebeuren. Denk hier bijvoorbeeld aan gewoontes die je hebt, feiten, roosters, je trainingen, wedstrijden etc. 

In deze theme leer je andere vorm van tegenwoordige tijd; 

de present continuous.

Deze vorm gebruik je om aan te geven dat je ergens 

kort mee bezig bent. En vooral; je bent er NU/OP DIT MOMENT mee bezig.

Bijvoorbeeld: * je bent nu deze uitleg aan het lezen

                             * op dit moment is iedereen in de klas aan het werk met het                                         vak Engels.

In het kort:

• iets is nu aan de gang
• iemand is nu iets aan het doen

I am explaining the present continuous.  

You are making notes.  

She is listening to the teacher.  

Hoe maak je deze vorm?

Vorm:

stap 1.         vorm van 'to be': am / are / is

stap 2.        werkwoord

stap 3.         +  ing

I am doing the dishes right now.

 My parents are watching TV.

Verkorte vorm: I'm doing / She's listening / We're watching

Present continuous 

Spellingsregels:

• Eindigt het werkwoord op een -e, dan valt de -e weg

(to have)     I am having lunch.

(to give)   He is giving us homework.

• Werkwoord van 1 lettergreep met een korte klinker (a, e, i, o, u), verdubbel dan de medeklinker

(to put)     We are putting sugar in his tea.

(to run)   She is running a marathon.

Samengevat

Present Continuous Quiz

Select the right answer to make a correct "Present Continuous" sentence.

Vul in:
Willem _______ (write) at the moment.

1. writes
2. is writing
3. are writing
4. is writeing

Vul in:
"What are you doing?"
"I ______ (do) my homework"

1. do
2. does
3. am doing
4. is doing

I ___ ___ singing a song in the shower right now.

1. am not singing
2. amn't singing
3. aren't singing
4. isn't singing

My brothers ___ ___ soccer outside.

1. am playing
2. are playing
3. is playing

Sue ___ ___ her homework at the moment.

1. am not doing
2. aren't doing
3. isn't doing

___ you ___ eating some fries?

1. am ... eating?
2. are ... eating?
3. is ... eating?

I .............. (wear) a T-shirt.

This morning they ................ (cycle) to school.

Susy ............(listen) to music.

The police officer .................... (stop) every car.

The children ............. (write) a story.

Wanneer gebruik je de present continuous?

1. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd
2. Als iets in de toekomst gebeurd
3. Als iets nu aan de gang is.
4. Als iets in het verleden gebeurd.

Snap je hoe je de present continuous maakt en toepast in een zin?

1. Ja
2. Nee
3. Mwahhh