Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Herhaling
Leerdoelen doornemen
Uitleg basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
Aan het werk
Verwerking
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
Delen van dierlijke cellen en plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.
Een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
De verschillende soorten plastiden herkennen en benoemen.
Slide 3 - Diapositive
Microscoop (eerste)
Antoni van Leeuwenhoek
30x vergroten
kon als eerste cellen waarnemen (1674)
later een microscoop met 480x
Slide 4 - Diapositive
de microscoop...
nu wel
400x
vergroten
Slide 5 - Diapositive
en wat zie je dan?
Slide 6 - Diapositive
en wat zie je dan?
maar wat zijn dit dan??
Slide 7 - Diapositive
daarom moet je dus de verschillen weten tussen een planten en dierlijke cel
Slide 8 - Diapositive
Plantaardige en dierlijke cellen
Teken eens uit je hoofd een plantaardige cel en een dierlijke cel.
Benoem de verschillende organellen van deze cellen.
Vergelijk je tekening met je buur.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Plantaardige en dierlijke cellen
Cellen hebben organellen: Een deel van een cel met een eigen functie
Voorbeelden van organellen: Celmembraan, celwand, cytoplasma
Slide 11 - Diapositive
Ken je nog andere organellen?
Slide 12 - Carte mentale
Benoem een organel en de bijbehorende functie
Slide 13 - Question ouverte
Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels)
Chloroplasten (bladgroenkorrels)
Chromoplasten (kleurstofkorrels)
Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
Plastiden kunnen overgaan in andere
Slide 14 - Diapositive
Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels)
Chloroplasten (bladgroenkorrels)
Chromoplasten (kleurstofkorrels)
Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
Plastiden kunnen overgaan in andere
Slide 15 - Diapositive
Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast
B: Leukoplast
B
A: Leukoplast
B: Chloroplast
C
A: Chloroplast
B: Chromoplast
D
A: Chromoplast
B: Chloroplast
Slide 16 - Quiz
Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop
Slide 17 - Quiz
Aan het werk!
Wat: Basisstof 3 van thema 1
Hoe: Alleen of in tweetallen (fluisteren)
Tijd: 15 minuten
Hulp: Steek je vinger op of overleg met je buur
Klaar: Bekijk je opdrachten en evalueer deze. Maak de test jezelf, lees daarna basisstof 4 door.