1.3 Plantaardige en dierlijke cellen

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
  • Aan het werk
  • Verwerking

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Delen van dierlijke cellen en plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.
  • Een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
  • De verschillende soorten plastiden herkennen en benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Microscoop (eerste)
Antoni van Leeuwenhoek 
  • 30x vergroten
  • kon als eerste cellen waarnemen (1674)
  • later een microscoop met 480x 

Slide 4 - Diapositive

de microscoop...
nu wel 
400x
vergroten

Slide 5 - Diapositive

en wat zie je dan? 

Slide 6 - Diapositive

en wat zie je dan? 
maar wat zijn dit dan?? 

Slide 7 - Diapositive

daarom moet je dus de verschillen weten tussen een planten en dierlijke cel

Slide 8 - Diapositive

Plantaardige en dierlijke cellen
  • Teken eens uit je hoofd een plantaardige cel en een dierlijke cel.
  • Benoem de verschillende organellen van deze cellen.
  • Vergelijk je tekening met je buur.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Plantaardige en dierlijke cellen
  • Cellen hebben organellen: Een deel van een cel met een eigen functie
  • Voorbeelden van organellen: Celmembraan, celwand, cytoplasma

Slide 11 - Diapositive

Ken je nog andere organellen?

Slide 12 - Carte mentale

Benoem een organel en de bijbehorende functie

Slide 13 - Question ouverte

Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
  • Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
  • Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels) 
  • Chloroplasten (bladgroenkorrels)
  • Chromoplasten (kleurstofkorrels)
  • Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
  • Plastiden kunnen overgaan in andere

Slide 14 - Diapositive

Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
  • Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
  • Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels) 
  • Chloroplasten (bladgroenkorrels)
  • Chromoplasten (kleurstofkorrels)
  • Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
  • Plastiden kunnen overgaan in andere

Slide 15 - Diapositive

Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast B: Leukoplast
B
A: Leukoplast B: Chloroplast
C
A: Chloroplast B: Chromoplast
D
A: Chromoplast B: Chloroplast

Slide 16 - Quiz

Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop

Slide 17 - Quiz

Aan het werk!
  • Wat: Basisstof 3 van thema 1
  • Hoe: Alleen of in tweetallen (fluisteren)
  • Tijd: 15 minuten
  • Hulp: Steek je vinger op of overleg met je buur
  • Klaar: Bekijk je opdrachten en evalueer deze. Maak de test jezelf, lees daarna basisstof 4 door.
  • Uitkomst: Basisstof 3 is af
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

de elektronen microscoop...
erg technisch
vergroot veel meer! 
tot wel 6 miljoen keer
-> je kan zelfs moleculen zien

Slide 19 - Diapositive