4.2 Writing

UNIT 4 Media

Lesson 2: Writing


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

UNIT 4 Media

Lesson 2: Writing


Slide 1 - Diapositive

Wat leer je vandaag?
Je kunt:
  • Een foto beschrijven en vragen stellen over een foto.
  • Bezittelijke voornaamwoorden gebruiken (my, your, his, etc.).
  • Werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken (do/does, go/goes).

Slide 2 - Diapositive

Heb jij een favoriete foto op je mobiel?
Wat staat erop?

Slide 3 - Carte mentale

Belangrijke woorden uit deze les:

  • almost - bijna ⏳➡️📍
  • that's why - daarom ❓➡️✅
  • everywhere - overal 🌍📍📍📍
  • kind - soort 🐶🐱🐰 (verschillende soorten dieren)
  • describe - beschrijven 🗣️📝
  • without - zonder 🚫📱 / 🚫🍫
  • about - ongeveer 🔢~
  • enjoy - leuk vinden 😄🎉

photographer -  fotograaf 📸👨‍🦱
show - laten zien 👀➡️📷
lots of - heel veel 🎁🎁🎁🎁🎁
people - mensen 👨‍👩‍👧‍👦
look back - terugkijken 👀🔙
feed - voeren 🐥🍞 / 🐶🍗
duck - eend 🦆
Vraag
  • Welke woorden ken je al? 
  • Welke zijn nieuw voor je?

Slide 4 - Diapositive

Grammatica - Possessive Pronouns (my, your, his...)
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan van wie iets is. 

Voorbeeldzinnen:
  • It’s my name.
  • It’s his photo.
  • It’s their duck.

Vul in
John has a dog. It’s ___ dog.

Slide 5 - Diapositive

Grammatica - Present Simple (do/does, go/goes)
You usually do your homework. 
He sometimes does his homework.

I always go to school. →
She never goes to school.

Werkwoorden op -o → -es:
  • do → does
  • go → goes
Weet je het nog?
Bij he/she/it komt er -s achter het werkwoord → shit-regel 💩
My dog likes cat food.
Vul in
Kies de juiste vorm:
  1. He ___ to school. → (go/goes)
  2. She ___ her homework. → (do/does)
  3. I ___ a photo. → (take/takes)
  4. It ___ my phone. → (is/are)

Slide 6 - Diapositive

Phrases - Can you describe your best foto?
Denk terug aan de eerste vraag van deze LessonUp: Heb jij een favoriete foto op je mobiel?Wat staat erop?
Beschrijf je foto. 
Eén leerling stelt een vraag, de ander beschrijft.
Gebruik de Phrases waarmee je een foto beschrijft. Je mag de zinnen veranderen

Phrases
Je beschrijft een foto:
  • It’s at the beach.
  • You can see Anna and Joey.
  • Joey’s got a huge ice cream.
  • It is sunny and hot.
Voorbeeld
A: Can you describe your best photo?
B: Yes. It’s at the zoo. You can see a giraffe.


timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Je vraagt iemand om een foto te beschrijven; wat zeg je?

A
You can always take photos.
B
Can you describe this foto?
C
It's a photo of all my friends.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: feed?

A
eten
B
voedsel
C
voeren

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed?

A
She goes to school.
B
She go to school.
C
She gos to school.

Slide 10 - Quiz

Maak zelf een zin in de present simple.
Gebruik één keer 'do' en één keer 'goes'.

Slide 11 - Question ouverte

Present simple:
Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 12 - Quiz

Today:
(p.17 - 25)
Maak de opdrachten in je werkboek:
  • Opdracht 15 t/m 25

Let goed op de woorden, grammar and phrases die je moet gebruiken bij de verschillende opdrachten.


Slide 13 - Diapositive

Ik kan een foto beschrijven en vragen stellen over een foto.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Online oefenen
Somtoday --> leermiddelen --> Engels --> 1bk 

Digitale leeromgeving 1bk  --> 4 Media --> Lesson 2: Writing
 --> Practice more

Slide 15 - Diapositive

Homework


Maken: opdracht 26 in de Classroom.
Leren: grammar, words en phrases 

Slide 16 - Diapositive