6.7 De organen voor vertering

• Verzorging
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Verzorging Hoofdstuk: 6.7
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Mini-check + Arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van verzorging en open deze op blz. 145.

Huiswerk controle. 

2. Lesdoel

Aan het einde van de les kun je:

- van de delen van het verteringsstelsel de kenmerken en functies noemen.

Leergebied overstijgende doelen:

Denkvermogen:

- Je bedenkt zelf een oplossing voor een probleem en vertelt deze verbaal

- Je vertelt wat er nodig is om tot een oplossing te komen

Samenwerkend leren:

- Je past jouw gedrag aan wanneer je hierop wordt aangesproken

- Je overlegt met groepsgenoten om samen afspraken te maken om een doel te behalen

Mini-check + Arrangementen 

Verdiept --> 8 of hoger: niemand

Iedereen doet mee met de mini-check.

Waar begint de vertering?

1. mondholte
2. maag
3. dunne darm
4. dikke darm

Wat is de functie van speeksel?

1. Een deel van het voedsel in je mond wordt verteerd
2. Bacteriën en ziekteverwekkers doden
3. Geeft smaak aan het eten
4. Verteren van eiwitten

De maagportier sluit de slokdarm af van de maag.

1. waar
2. niet waar

Vanuit welke darm gaat eten je lichaam uit?

1. Dikke darm
2. Endeldarm
3. Dunne darm

Wie maakt wat

Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt 6.7 opdracht 34 t/m 39 op blz. 159 t/m 162

De rest doet mee met de instructie. 

Mondholte, keelholte, slokdarm

De vertering van voedsel begint in je mondholte. 

Speekselklieren produceren speeksel. Dit zorgt ervoor dat een deel van het voedsel in je mond wordt verteerd. 

Goed kauwen = 

1) voedingsstoffen beter bereikbaar en 

2) oppervlak van het voedsel groter, waardoor verteringssappen er beter bij kunnen.

Maag

– maagsapklieren: produceren maagsap;

– maagsap: verteert deel van het voedsel;

– maag: slaat het voedsel tijdelijk op en mengt het maagsap met het voedsel;

– maagportier: kringspier die de maag afsluit van de twaalfvingerige darm.

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier 

Lever: 

– produceert gal.

– gal: emulgeert vetten (grote druppels verdelen in kleine druppeltjes), zodat de vetten beter bereikbaar zijn voor de verteringssappen;

– galblaas: slaat gal tijdelijk op;

– gal wordt afgevoerd via de galbuis.

Alvleesklier:

– produceert alvleessap;

– alvleessap: verteert vetten.

Twaalfvingerige darm:

– Vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij.

Dunne darm

– darmsapklieren: produceren darmsap;

– darmsap: verteert deel van het voedsel;

– dunne darm: opnemen van verteringsproducten in het bloed.

– Door darmplooien en darmvlokken heeft

de darmwand een groot oppervlak. In de darmvlokken liggen de bloedvaten.

Blinde darm, dikke darm & endeldarm

Blindedarm met wormvormig aanhangsel (appendix).

– Bij blindedarmontsteking is de appendix

ontstoken. 

Dikke darm.

– Onttrekt water aan onverteerde voedselresten, die daardoor wordt ingedikt. Het water wordt opgenomen in het bloed.

Endeldarm.

– Verzamelt en slaat tijdelijk onverteerde

voedselresten (ontlasting) op.

Anus: kringspier die de endeldarm afsluit.

5. Begeleid inoefenen

Vind je het nog lastig?

 dan maak je samen met mij opdracht 34

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig 6.7 opdracht 34 t/m 39 op blz. 159 t/m 162

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna lees je de theorie nog eens.

7. Evaluatie 

Hoe ging de les?

Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?

Heb je nog ergens vragen over? 

Kun je:

- van de delen van het verteringsstelsel de kenmerken en functies noemen.

Huiswerk

Huiswerk:

Maandag 

6.7 opdracht 34 t/m 39