Tekstverbanden en signaalwoorden

Lesplanning

Lesdoel
Voorkennis ophalen
Nieuwe theorie
Zelfstandig werken
Einde van de les 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

Lesdoel
Voorkennis ophalen
Nieuwe theorie
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

  • Aan het einde van de les weet je wat een tekstverband is.

  • Aan het einde van de tekst weet je wat een signaalwoord is.

Slide 2 - Diapositive

Wat is een tekstverband? Haal de woorden uit elkaar.

Slide 3 - Question ouverte

Tekstverband
Het verband tussen zinnen en alinea's. Ze geven aan wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben.

Tekstverbanden worden aangegeven met signaalwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 5 - Quiz

Voorbeelden
In blok 3 hebben we vier tekstverbanden behandeld, namelijk:

Opsomming
Tegenstelling
Reden
Voorbeeld

Slide 6 - Diapositive

Wat weet je nog over deze tekstverbanden? Opsomming, tegenstelling, reden en voorbeeld.

Slide 7 - Question ouverte

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1 van je werkblad. Gebruik het woordenboek, je devide of blz. 212/213 uit je lesboek.
Zelfstandig of verlengde instructie (samen)
Stilte (muziek toegestaan, mits ik die niet hoor)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Ga verder met opdracht 2

Slide 8 - Diapositive

Maak een zin met daarin een opsomming.

Slide 9 - Question ouverte

Opsomming
Na elkaar opnoemen van een aantal punten/onderdelen

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, tot slot, en, vervolgens, ook

Vandaag volg ik Nederlands, wiskunde, gym en ook PIE/BWI.

Slide 10 - Diapositive

Wat is/zijn de signaalwoorden: Voetballen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport. Je kunt het ook lekker buiten doen. Ten slotte kan het op elk moment.

Slide 11 - Question ouverte

Wat zijn tegenstellingen?
A
woorden die een argument versterken
B
woorden die je niet kent
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen
D
woorden die elkaars tegenovergestelde zijn

Slide 12 - Quiz

Tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.

Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen en hoewel
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 13 - Diapositive

Tegenstelling
Voorbeeld:
De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.

Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?

Slide 14 - Diapositive

Maak nu een zin met daarin een tegenstelling en geef aan wat het signaalwoord is.

Slide 15 - Question ouverte


 Welk  2 signaalwoorden wijzen op   het tekstverband reden:
Een schooluniform in Nederland zal niet werken, omdat kinderen hun identiteit verliezen wanneer ze altijd in hetzelfde uniform lopen. Ze gaan dan namelijk op in de massa, waardoor ze zich qua kleding niet meer onderscheiden van de rest.

Slide 16 - Question ouverte

Tekstverband: reden
In een zin of een alinea wordt een reden gegeven waarom iets gebeurt of waarom iemand iets doet.

Signaalwoorden:
omdat, want, daarom, immers



Slide 17 - Diapositive

Dus...

1. Bedenk een zin met een signaalwoord
voor reden erin.
2. Noem een signaalwoord dat hoort
bij het tekstverband reden.

Slide 18 - Diapositive

Bij het tekstverband 'voorbeeld':
A
wordt er een uitleg of voorbeeld gegeven
B
worden meerdere dingen die bij elkaar horen, achter elkaar genoemd
C
wordt er aangegeven dat iets in een bepaalde volgorde gebeurt
D
wordt er een rekensom gevraagd in de tekst

Slide 19 - Quiz

Tekstverband: voorbeeld
Een uitspraak wordt gevolgd door een of meerdere voorbeelden.

Je herkent een voorbeeld aan de volgende signaalwoorden:
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo

Slide 20 - Diapositive

Wat heb je geleerd vandaag? Waar zou je nog meer aandacht aan willen besteden?

Slide 21 - Question ouverte

Wat ga je doen?

Maak opdr. 3 op blz. 162 
Zelfstandig (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Opdr. 4               

Slide 22 - Diapositive