OPDRACHT 3
Lees de leerteksten ‘Voorzetselvoorwerp’ en ‘Vaste
volgorde van ontleden’.
a Geef twee eigen voorbeelden van een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde met een voorzetselvoorwerp.
b Ontleed de zin; zet de stappen onder elkaar.
Soms kon hij zomaar ontzettend opzien tegen een toets.