Latijn grammatica herhaling

In welke tijd staat het werkwoord tenebam?
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
futurum
1 / 12
suivant
Slide 1: Quiz
klassieke talenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

In welke tijd staat het werkwoord tenebam?
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
futurum

Slide 1 - Quiz

Hoe herken je een deponens in het woordenboek?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn ook alweer de passieve persoonsuitgangen?

Slide 3 - Question ouverte

Welke naamval is lumine?
(komt van lumen)
A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 4 - Quiz

Welke naamval is montis?
(komt van mons, montes)
A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 5 - Quiz

Welke naamvallen kan manibus zijn?
(komt van manus, -us)
A
gen. + dat.
B
dat. + abl.
C
gen. + abl.
D
gen. + dat. + abl.

Slide 6 - Quiz

Welke naamval is armorum?

A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 7 - Quiz

Welk van onderstaande woorden is een participium?
A
ferens
B
relinquimus
C
vocantur
D
itinere

Slide 8 - Quiz

Noem vier vertalingen van het woordje 'ut'

Slide 9 - Question ouverte

Welk van onderstaande woorden is géén voegwoord?
A
sed
B
-que
C
si
D
iam

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je een praesens historicum?

Slide 11 - Question ouverte

Welk woord is een ppa?
A
neglecta
B
salutato
C
pensantem
D
necatis

Slide 12 - Quiz