Project Angstzweet lessen 2 en 3

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van de les ken je de criteria die een verhaal spannend maken.

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom en introductie
- Lezen
- Terugblik
- Project Angstzweet
- Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Lezen
timer
15:00

Slide 4 - Diapositive

Realistisch of onrealistisch?

Slide 5 - Carte mentale

Wat vond je goed aan het verhaal?

Slide 6 - Carte mentale

Hoe was de spanning opgebouwd?

Slide 7 - Carte mentale

Wat kan je zeggen over de hoofdpersonen?

Slide 8 - Carte mentale

Wat zou jij ook in je eigen verhaal doen?

Slide 9 - Carte mentale

Spanning ontstaat door...
  • informatie die achtergehouden wordt
  • personage die verandert tijdens het verhaal
  • een tikkende klok (bom, computer, ...)
  • cliffhanger
  • actie of karakter/dialoog
  • door het gebruik van bijvoeglijk naamwoorden (de gruwelijke blik in zijn ogen)

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
Je gaat aan de hand van de gemaakte huiswerkopdracht aan de slag met je verhaal.
Minimaal 2 A4-tjes.
Denk aan een mooie opbouw. Bouw de spanning op. Zorg dat de lezer zich kan inleven. Let op spelling. Schrijf netjes, zodat een ander het ook lezen kan.
Klaar? Ga aan de slag met woordenschat hoofdstuk 4.

Slide 11 - Diapositive

Wat heb je gedaan om je verhaal spannend te maken?

Slide 12 - Diapositive

Angstzweet 3
Herhaling
Karakter
Aan de slag
Terugblik

Slide 13 - Diapositive

Hoe kan je karakter geven aan je eigen hoofdpersoon?

Slide 14 - Question ouverte

Ontwikkeling van een personage
De hoofdpersoon maakt een ontwikkeling door in een boek. Hij of zij doet dingen die zij normaal niet doet en daardoor groeit zij als persoon.
In een verhaal moet dit realistisch opgebouwd zijn.

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Maak een tijdlijn en probeer eens je eigen ontwikkeling van jouw karakter tijdens de basisschool weer te geven. In het begin was je misschien verlegen en nu ben je een druktemaker. Welke stappen zaten daar tussen?

Slide 16 - Diapositive

In tweetallen
Bekijk elkaars tijdlijn. Bespreek deze met elkaar/ Waar zit de groei, welke gebeurtenis zorgde daarvoor?

Slide 17 - Diapositive

Was het in kaart brengen van je eigen ontwikkeling moeilijk?

Slide 18 - Carte mentale

Aan de slag
Bekijk je eigen verhaal en kijk of je personage een ontwikkeling doormaakt. Pas eventueel nog wat aan in je verhaal.

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag
  1. Werk in groepjes van 4.
  2. Lees elkaars verhalen, geef elkaar feedback.
  3. Vertel wat goed is en waar je nog tips hebt.
  4. Concentreer je op de spanning en of je meegenomen wordt in het verhaal.


Slide 20 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 21 - Question ouverte

Tot de volgende keer!

Slide 22 - Diapositive

Les 3 project Angstzweet

Slide 23 - Diapositive

Kijkopdracht
Waardoor ontstaat de spanning?

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Flashback of Flashforward
Flashback = terugkijken
Flashforward = vooruit kijken
Let op: een flashback of -forward kan een zin zijn, maar ook een heel hoofdstuk of langer. Dan wordt de 'chronologie' verbroken. 

Slide 26 - Diapositive

Een flashback
  • Een tijdsprong terug in de tijd heet een terugblik, ofwel flashback.
  • Een flashback onderbreekt het verhaal een poosje.
  • Schrijvers gebruiken een flashback om een belangrijke gebeurtenis uit het verleden te laten zien.

Slide 27 - Diapositive

Wat is hier de flashback?

Slide 28 - Diapositive

Spelen met tijd
  • Chronologisch. Schrijver volgt de tijd.
  • Flashforwards: Vooruitblikken in de tijd.
  • Flashbacks: terugkijken in de tijd.

Slide 29 - Diapositive

Een hangmat vol beloften
Luister. Er komen verschillende tekstkenmerken in voor en deze worden behandeld. Tempo, flashback, rol van de omgeving. de docent neemt je op sleeptouw.

Slide 30 - Diapositive

Lees het spannende verhaal
  • In groepjes van 3, verdeel de rollen: schrijver, presentator, leider
  • Lees eerst individueel het verhaal en geef in de tekst aan waar je spanning voelt in het verhaal  en waardoor
  • Als iedereen klaar is, bespreek je wat jullie gevonden hebben met je groepje
  • Schrijver: schrijft op waardoor het verhaal spannend is
  • Presentator: vertelt het tijdens de klassikale bespreking
  • Leider: geeft beurten, houdt de tijd in de gaten, vraagt door bij onduidelijkheden
https://docplayer.nl/18628252-Voor-vrienden-door-het-vuur.html
timer
20:00

Slide 31 - Diapositive

Criteria voor spanning  op een rij
Vul de lijst in je schrift aan!

Slide 32 - Diapositive

Spanning ontstaat door...
  • informatie die achtergehouden wordt
  • personage die verandert tijdens het verhaal
  • versnelling 
  • vertraging
  • een tikkende klok (bom, computer, ...)
  • cliffhanger
  • open plekken of spannende ruimte
  • actie of karakter/dialoog

Slide 33 - Diapositive

Kijkopdracht
Voldoet de volgende trailer aan de 
criteria voor spanning?

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Leerdoel gehaald?
  • Welke elementen gebruik je als je zelf een spannend verhaal gaat schrijven?

Slide 36 - Diapositive

Afsluiting


Vooruitblik: volgende les beginnen met schrijven van spannende verhaal

Slide 37 - Diapositive