TL -1 - Herhalingsles H6

Herhalingsles H6
Belangrijk voor de toets


6.1 Naast de deur

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles H6
Belangrijk voor de toets


6.1 Naast de deur

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.1: Naast de deur

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een organisme is
  • een levend biologisch wezen met een eigen metabolisme
  • Metabolisme = stofwisseling / energie maken

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier rijken

Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk 
Bacteriën

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier rijken

Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk 
Bacteriën

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier rijken

Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk 
Bacteriën

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier rijken

Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk 
Bacteriën

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier rijken

Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk 
Bacteriën

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

?
"Op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een determinatietabel of zoekkaart"

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Determineren
"Op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een determinatietabel"

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stelling is juist?
A: Alle dieren hebben een rode kop
B: Er is maar 1 mier met een opvallend ingedeukte achterrand kop
C: Er zijn drie dieren met een zwarte kop
D: Alle mieren hebben 4 poten

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stelling is juist?
A: Alle dieren hebben een rode kop
B: Er is maar 1 mier met een opvallend ingedeukte achterrand kop
C: Er zijn drie dieren met een zwarte kop
D: Alle mieren hebben 4 poten

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Abiotisch                Biotisch

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 2 abiotische en 2 biotische factoren

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenvatten (p. 166)
6.1: 1, 2, 3
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
20:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.2: Biotoop onder de loep

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Concurrentie
"Competitie tussen organismen met dezelfde behoefte om het gebruik van hulpbronnen."

Ruimte, voedingsstoffen, water of licht

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotoop
Leefgebied van organisme met passende abiotische factoren 

Hier kunnen bepaalde organismen wel en bepaalde organismen niet leven

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom onderste plaatje (natuurlijk park) meer organismen?

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotoop onder de loep
Hoe wordt een park natuurlijker?

  • Kunstmatig park > veel snoeien, maaien en niet veel
    verschillende soorten planten, struiken en bomen

  • Natuurlijk park > Weinig snoeien, natuurlijke grazers
    (zoals Schotse Hooglanders, verschillende planten, struiken
    en bomen, hierdoor meer insecten en andere organismen)
    - natuurlijk park is gevarieerder qua organismen want
    er ontstaan meer biotopen

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meer variatie = veel verschillende biotopen = veel organismen

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenvatten (p. 166)
6.2: 6
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
20:00

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.3: Eten of gegeten worden

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet dit proces?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fotosynthese
1
2
3
4
5
Van welke twee stoffen maakt de plant glucose? (1 en 2)

Welke stoffen kan de plant maken uit glucose? (3, 4, 5)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3 Soorten eters

Slide 29 - Diapositive

langer darmkanaal nodig om planten te verteren
3 Soorten eters

Slide 30 - Diapositive

langer darmkanaal nodig om planten te verteren
3 Soorten eters

Slide 31 - Diapositive

langer darmkanaal nodig om planten te verteren
3 Soorten eters

Slide 32 - Diapositive

langer darmkanaal nodig om planten te verteren
Voedselrelatie

"Als een organisme een ander organisme eet"

2 typen:
Je eet of Je wordt gegeten

Slide 33 - Diapositive

Bespreek de verschillende soorten dieren op basis van hun dieet en leg uit wat elk van deze groepen eet.
Voedselketen
Let op de richting (voorste gaat in organisme erachter)
Hoe heet ieder organisme (denk aan ketting)?

Slide 34 - Diapositive

Laat voorbeelden zien van voedselketens en leg uit hoe ze werken.
Voedselketen
Let op de richting (voorste gaat in organisme erachter)
Ieder organisme heet een schakel

Slide 35 - Diapositive

Laat voorbeelden zien van voedselketens en leg uit hoe ze werken.
Hoe noem je meerdere voedselketens samen?
  • Netwerk van voedselketens met elkaar verbonden

  • Verband tussen meerdere voedselketens

Slide 36 - Diapositive

Laat voorbeelden zien van voedselwebben en leg uit hoe ze verschillen van voedselketens.
Voedselweb
  • Netwerk van voedselketens met elkaar verbonden

  • Verband tussen meerdere voedselketens

Slide 37 - Diapositive

Laat voorbeelden zien van voedselwebben en leg uit hoe ze verschillen van voedselketens.
Maak een voedselweb van dit verhaaltje


De garnaal eet plankton. De schol eet garnalen en zeesterren. Zeesterren eten mosselen. De zeehond eet schol.


Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een voedselweb van dit verhaaltje


De garnaal eet plankton. De schol eet garnalen en zeesterren. Zeesterren eten mosselen. De zeehond eet schol.


Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenvatten (p. 167)
6.3: 7, 8 
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
20:00

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.4: Kringlopen

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heten deze twee lagen?

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een egel eet insecten. In welke laag vindt hij zijn eten?

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In de 
strooisellaag 
en in de humuslaag

bodemdiertjes
= afvaleters


Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voedselkringloop
  1. Producenten 
  2. Consumenten
  3. Afvaleters
  4. Reducenten

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag
De bosbodem bevat veel mineralen. Een hert en reducenten (zoals bacteriën en schimmels) spelen daar een belangrijke rol in. Leg uit hoe het hert en de reducenten zorgen voor deze mineralen in de bodem.

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag

De bosbodem bevat veel mineralen. Een hert en reducenten (zoals bacteriën en schimmels) spelen daar een belangrijke rol in. Leg uit hoe het hert en de reducenten zorgen voor deze mineralen in de bodem.
Antwoord

Het hert produceert afval (zoals ontlasting ) en reducenten zetten dat om in mineralen  voor de bodem.


Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenvatten (p. 168)
6.4: 9, 10 
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
20:00

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions