Les 14 - herhalen voltooid deelwoord


NT2
dinsdag 3 juni 2025

Herhalen voltooid deelwoord
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


NT2
dinsdag 3 juni 2025

Herhalen voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
= Present Perfect

Het sneeuwde (it snowed) = ovt
Het heeft gesneeuwd (it has snowed) = vtt
Mevrou De Backer viel (fell)= ovt
Mevrouw De Backer is gevallen (she has tripped) = vtt
\

Slide 2 - Diapositive

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
= Present Perfect

Het heeft gesneeuwd (it has snowed)
Mevrouw De Backer is gevallen (she has tripped)
Jantje heeft zijn kamer dan toch opgeruimd (he has cleaned)
Nynke heeft mijn haar geknipt (he has cut)

Slide 3 - Diapositive

NEW: 
Een voltooid deelwoord begint met
ge-, be-, her-, ver- of ont-

eten - ik heb gegeten (I have eaten)
beloven - ik heb beloofd (I have promissed)
herkennen - ik heb herkend (I have recognized)
vergeten - ik ben vergeten (I have forgotten)

Slide 4 - Diapositive

Voltooid = klaar (finished)

Gaat altijd samen met 
 hebben, zijn of worden

Ik heb gepraat (I have talked)
Hij is ziek geweest (He has been ill)
De taart wordt gegeten (The cake is being eaten)

Slide 5 - Diapositive

Do you remember?
HEBBEN = TO HAVE
Ik ???
Hij / zij / u ???
Jij ???
Wij hebben
Zij hebben
Jullie hebben

Slide 6 - Diapositive

The rule = de regel

Slide 7 - Diapositive

T                                                    D

Slide 8 - Diapositive

Do you remember?
ZIJN = TO BE
Ik ???
Hij / zij / u ???
Jij ???
Wij zijn
Zij zijn
Jullie zijn

Slide 9 - Diapositive

Bijvoorbeeld = for example
Ik ben ziek geweest (I have been ill)

Hij is boos geweest (He has been angry)

Wij zijn naar school gegaan (We have gone to school)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Ik .... koekjes .... (eten)

koekjes = cookies
eten = to eat
A
ben gegeten
B
heb gegeten
C
wordt gegeven
D
heeft gegeven

Slide 12 - Quiz

Ik ... de groenten ... (vergeten)

groente = vegetables
vergeten = to forget

A
ik heb vergeten
B
ik heeft vergeten
C
ik ben vergeten
D
ik is vergeten

Slide 13 - Quiz

Ik ... de vraag ... (begrijpen)

de vraag = the question
begrijpen = to understand

A
ik ben begrijpen
B
ik heb begrijpt
C
ik heb begrepen
D
ik ben begrijpt

Slide 14 - Quiz

Vul in. Voorbeeld
koken                 Hij __________ rijst ____________


antwoord:        Hij heeft rijst gekookt.

Slide 15 - Diapositive

spelen
De kinderen _______ buiten _________

Slide 16 - Question ouverte

huilen
De baby ______ vannacht __________

Slide 17 - Question ouverte

tekenen
Agnes _____ een mooie bloem ______

Slide 18 - Question ouverte

huren
Mijn familie _______ een boot ________

Slide 19 - Question ouverte

smeren
Els _______ zalf op haar arm __________

Slide 20 - Question ouverte

hoesten
Ik ________ vorige week veel _________

Slide 21 - Question ouverte

maken
Jij _____ de opdracht goed ________

Slide 22 - Question ouverte

Do you remember?
HEBBEN = TO HAVE
Ik ???
Hij / zij / u ???
Jij ???
Wij hebben
Zij hebben
Jullie hebben

Slide 23 - Diapositive