Donderdag 5 juni 2025

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Donderdag 5 juni 2025

Slide 2 - Diapositive

Programma
- Lezen
10 min
- Terugblik vorige les
20 min
- Naamwoordelijk gezegde
10 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
10 min

Slide 3 - Diapositive

Lezen
Werken aan je fictiedossier!





Slide 4 - Diapositive

Terugblik vorige les...
Terugblik vorige les...

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's,
D
A,B en C zijn juist

Slide 7 - Quiz

Leestekens. Welke zin heeft alle leestekens goed?
A
Ga jij smorgens nog naar vakwerktijd?
B
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd.
C
Ga jij s' morgens nog naar vakwerktijd?
D
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd?

Slide 8 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 20 > bladzijde 194 > Leestekens
opdracht 3 t/m 9

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

bewonderen =
A
iets leuk vinden
B
iets moeilijk vinden
C
iets makkelijk vinden
D
iets heel mooi vinden

Slide 11 - Quiz

Wat is een citaat?
A
Een stukje tekst uit een boek.
B
Een lastig woord.
C
Een stukje tekst dat iemand letterlijk gezegd heeft.
D
Een gedeelte van een tekst dat met een marker gemarkeerd is.

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "gulzig"?
A
snel eten en drinken
B
heel traag eten en drinken
C
lekker eten en drinken
D
niet willen eten of drinken

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van:
onmiddelijk
A
uitkomst
B
absoluut
C
daarna
D
meteen

Slide 14 - Quiz

Naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de kenmerken en onderdelen zijn van een naamwoordelijk gezegde
  • Je kan het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen
  • Je kan uitleggen waarom een zin een naamwoordelijk gezegde heeft

Slide 16 - Diapositive

Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Carte mentale

Wat is een werkwoordelijk gezegde?
A
Het woord dat voorop komt wanneer je de zin vragend maakt.
B
Het woord dat verandert wanneer je de zin in een andere tijd zet.
C
Alle werkwoorden die in de zin staan.
D
Het antwoord op de vraag: wie of wat?

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Lien

Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp doet iets 
Het onderwerp is iets.

Slide 20 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Peter heeft gisteren zijn huiswerk niet gemaakt.

Slide 21 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt heel aardig te zijn.

Slide 22 - Question de remorquage

          Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord. 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is.

Slide 23 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 24 - Diapositive

In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 25 - Quiz

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 26 - Quiz

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig 
Wat?
Hoe?
Antwoorden in jouw schriftje schrijven
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 10 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Fictiedossier
Voorbereiden toetsweek 
Eigen leerdoelen
Paragraaf 18 > bladzijde 186 > opdracht 3 t/m 5 + 13 en 15

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk 
Vrijdag 6 juni >

Paragraaf 18 > Naamwoordelijk gezegde
Bladzijde 186 > 
opdracht 3 t/m 5 + 13 en 15

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien