6.5 Aanpassingen bij dieren

Ecologie                             
6.5. aanpassingen bij dieren
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ecologie                             
6.5. aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Diapositive

Deze les
herhalen 
leerdoelen vandaag
Uitleg
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Biologische evenwicht
Optimumkromme

Slide 3 - Question de remorquage

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 4 - Quiz

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 5 - Quiz

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 6 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving
- kan je beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving
- kan je beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving

Slide 7 - Diapositive

Inleiding
Dieren zijn meestal goed aangepast hun leefomgeving.
Ze hebben bijzondere eigenschappen om te kunnen overleven.
De aanpassingen verschillen per soort.

Slide 8 - Diapositive

6.5 Aanpassingen bij dieren
Organismen zijn op veel manieren aangepast aan het milieu (leefomgeving).

Een ijsbeer heeft een dikke vacht tegen de kou en scherpe klauwen om zeehonden te vangen.

Een boomkikker is groen en valt daardoor niet op. Zo kan hij goed insecten vangen en zien roofdieren hem niet gemakkelijk.

Slide 9 - Diapositive

6.5 Aanpassingen bij dieren
Vissen zijn op 4 manieren aangepast aan het leven in water:
1. Met de kieuwen halen ze zuurstof uit het water.
2. De vinnen gebruikt een vis bij het zwemmen. De vis zwemt vooral met zijn staartvin. Met de andere vinnen houdt hij zich rechtop in het water.

Slide 10 - Diapositive

6.5 Aanpassingen bij dieren
3. De huid van een vis is vaak bedekt met schubben en een laag slijm. Hierdoor is de huid heel glad. Zo kan een vis gemakkelijker door het water glijden.
4. De lichaamsvorm van een vis is gestroomlijnd. Hierdoor kan een dier gemakkelijker door het water zwemmen. Ook vogels en zoogdieren die in het water leven, zijn gestroomlijnd.
(kop romp en staart steken niet uit)

Slide 11 - Diapositive

Schutkleuren
donkere rug en lichte buik.
onder hun prooi -> donker
boven hun prooi -> licht

Slide 12 - Diapositive

Gewicht en botten
Waterdieren: Het water 'helpt met dragen'. Zware lijven maar lichte botten
Het lichaam dragen op het land is dus zwaarder dan het lichaam dragen onder water.

Daarom hebben veel landdieren stevige poten en een zwaarder skelet.

Slide 13 - Diapositive

Landzoogdieren
Verschillende manieren in voortbewegen.
 Je kunt ze in 3 groepen verdelen:
- zoolganger
- teenganger
- hoefganger

Slide 14 - Diapositive

Zoolganger
Loopt op de hele voetzool.
Hierdoor ontstaat een beter evenwicht.
Ook zakt een zoolganger hierdoor niet snel weg in een zachte bodem.

Slide 15 - Diapositive

Teenganger
Loopt op de tenen.

Hierdoor kan een teenganger snel lopen.
Denk aan sprinters

Slide 16 - Diapositive

Hoefganger
Loopt op de toppen van de tenen.

De teen is bedekt met een hoef.
Een hoefganger kan nog sneller lopen (harde grond).

Slide 17 - Diapositive

Vogels
Poten zijn aangepast aan gedrag

Slide 18 - Diapositive

Snavels
Ook de snavel van een vogel is aangepast aan het voedsel dat hij eet en het milieu waarin hij leeft.

Vijf soorten snavels zijn: kegelsnavel, pincetsnavel, haaksnavel, priemsnavel en zeefsnavel.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Zoolganger
Hoefganger
Teenganger

Slide 22 - Question de remorquage


De buik van deze waterdieren is wit.
Hoe zorgt dat voor een schutkleur?
A
wit lijkt wel zonlicht
B
wit verblind roofdieren zoals de haai
C
wit is de kleur van water
D
wit schijnt blauw op in het water

Slide 23 - Quiz

Opdrachten
Maak opdrachten van 6.5

Slide 24 - Diapositive