Werkwoorden vervoegen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom terug

Fijne vakantie gehad???
Vandaag gaan we werkwoorden herhalen.

Hoe maak je de stam van een werkwoord?

1. Door het werkwoord in twee te delen
2. Door -en toe te voegen
3. Door -en eraf te halen
4. Door de ik-vorm te maken

Hoe onthoud je het persoonlijk voornaamwoord

1. Door jezelf af te vragen wie, wat, waar enz.
2. IDEWIS
3. Door er der, die of das voor te zetten
4. Door bij je buurman te kijken

Welk woord gebruik je bij het vervoegen van een werkwoord

1. Feesttent
2. Feestent
3. Feesttenten
4. Feesttentje

Als een werkwoord eindigt op een s, ß of z, wat gebeurt er dan?

1. Bij du vervalt de -s.
2. Bij du komt er een -e bij.
3. Bij er/sie/es komt een extra -e.
4. Bij du/er-sie-es/ihr komt een -s.

Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d of -t dan,

1. vervalt de -e bij du.
2. komt er een -e bij du/er-sie-es/ihr
3. gebeurt er niets
4. komt er een ß bij ihr.

Ich kann Verben ergänzen

Mache Übung K2 Aufgabe 4 und 5.

Wenn du fertig bist: 

nimm ein oder mehr Arbeitsblätter und übe die Verben.

 

Ich kann - sprechen

Übe mit deinem Partner K2 Aufgabe 6 - 8 - 9.

Arbeite zusammen. 

Ik ben helemaal klaar en nu?

Ik heb mijn opdrachten af en nagekeken, wat kan ik nu doen?

Als je genoeg geoefend hebt en nagekeken, dan kun je op zoek gaan naar fouten in het 'foutenwerkblad'. 

Vul de juiste vorm van 'trainieren' in: wann ...... du?

1. trainierest
2. trainierst
3. traint
4. trainst

Vermissen:
Ja, ich ...... sie sehr.

1. vermiss
2. vermisst
3. vermisse
4. vermissen

Machen
Was ..... dein Vater?

1. mach
2. machst
3. machet
4. macht

Wohnen
..... du in dieser Stadt?

1. wohnst
2. wohnt
3. wohnest
4. Wohnst