Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.(deze les)
5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren. (volgende les)
Slide 2 - Diapositive
BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Successieis een proces waarbij binnen een bepaalde tijd een zichtbare verandering in de soortensamenstelling plaatsvindt binnen een habitat.
Op den duur ontstaat er een stabiele levensgemeenschap. Hierin blijft de soortensamenstelling gedurende een langere periode hetzelfde, dit noem je het climaxstadium.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Kenmerken van een pionierstadium
Beperkte biodiversiteit (weinig verschillende planten- en diersoorten)
Bodem bevat weinig plantenresten (humus), voedselarm
Planten blootgesteld aan grote schommelingen in abiotische factoren (temperatuur, lichtintensiteit, wind)
Meeste planten zijn eenjarig en overleven als zaadje en hebben weinig concurrentie van andere soorten
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Kenmerken van successie
Toename van biodiversiteit van zowel planten als dieren
Er ontstaat een gelaagde begroeiing (bodembedekkers, kruiden, struiken, bomen)
Eenjarigen worden vervangen door meerjarigen, kruiden door houtige gewassen
De bodem verandert van humusarm naar humusrijk (voedselrijkdom)
Netto toename van biomassa (door CO2-opname)
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Primaire successie
Ongestoorde ontwikkeling van pionierstadium tot climax
Eerst is bodemvorming nodig (verwering van rotsen) en humusvorming (organische resten) voordat er successie optreedt
Slide 10 - Diapositive
Vb. van successie: verlanding
Slide 11 - Diapositive
Secundaire successie
Na verstoring treedt (soms onvolledig) herstel op van het ecosysteem, gaat sneller dan primaire successie door aanwezigheid van humus in de bodem
Slide 12 - Diapositive
Herstel en secundaire successie na brand
Slide 13 - Diapositive
Kenmerken van een climax stadium
Grote variatie in climaxstadia door grote verschillen in bodem en klimaat (abiotische factoren)
Verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap
Slide 16 - Diapositive
Subclimaxstadium
ccds
De biodiversiteit is hoger in het subclimax stadium: streven bij natuurbeheer
Slide 17 - Diapositive
Evenwicht
Populaties leven in evenwicht met elkaar.
Bijv.: Konijnen en planten.
Meer konijnen -> minder planten -> minder konijnen -> planten kunnen terug groeien -> populatie konijnen stijgt weer.
Door een grote verandering (brand, ziekte, overstroming etc.) kan een evenwicht anders komen te liggen. Overgang naar andere situatie noem je het omslagpunt
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Aan de slag!
Opdracht 53 - 55 - 57 - 61 - 62
Klaar?
Begrippenlijst maken van de blauwe woorden van BS 1 en 2
Slide 21 - Diapositive
Volgende les
Herhaling
Model
praktische opdracht
Slide 22 - Diapositive
Herhaling
Slide 23 - Diapositive
Hoe wordt de ontwikkeling van een pionierecosysteem naar een climaxecosysteem genoemd?
Slide 24 - Question ouverte
Welk kenmerk hoort bij een pionier ecosysteem?
A
gelaagde vegetatieopbouw
B
humusrijke bodem
C
sterke schommelingen in abiotische factoren
D
grote biodiversiteit
Slide 25 - Quiz
Het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem
Slide 26 - Quiz
Pioneersecosysteem
Climaxecosysteem
Sterk wisselende bodem
Kleine diversiteit aan soorten organismen
Een eenvoudig voedselweb
De productie is gelijk aan de afbraak
De kringlopen zijn gesloten
Vegetatie bestaat uit meerdere lagen
Meerjarige planten en 1 jarige planten
Een geringe Biomassa
Grote diversiteit aan organismen
Slide 27 - Question de remorquage
Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem
Slide 28 - Diapositive
Indicatorsoort
Soort dat kenmerkend is voor een bepaalde abiotische factor in een ecosysteem
VB: kom je deze plant (duindoorn) in de duinen tegen: je bent ten zuiden van Bergen aan Zee (kalkgrens), hij groeit op kalkrijke grond
Slide 29 - Diapositive
Indicatorsoorten
Soorten die een aanwijzing geven over een kenmerk van het milieu
Bv Zinkviooltje, Viola lutea subsp. calaminaria
Slide 30 - Diapositive
Eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten als klaproos, slangenkruid, reseda, akkerdistel en anderen
Slide 31 - Diapositive
Modelleren van natuur
Modelleren: vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid maken en uitproberen (op de computer)
Uitvoeren van onderzoek -> duur en tijdrovend
Modelleren -> relatief goedkoop en snel
Gebruikt om bijv. impact van (a)biotische factoren te analyseren en voorspellen
Slide 32 - Diapositive
Modelleren van de natuur
Virtuele simulatie bv rond veranderingen in ecosystemen (voorspelling)
Slide 33 - Diapositive
evenwicht
Slide 34 - Diapositive
t is.
Slide 35 - Diapositive
Opdracht voor jullie!
In het volgende fragment zien we een veranderend ecosysteem.
Schrijf in je schrift de belangrijkste waarnemingen op.