Havo 2 lesen,sehen,treffen & in+Akkusativ

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Klas 2

lesen, sehen, treffen

+

in+ Akkusativ

Nog een keer op een rij

ich = ik                          ihr = jullie            

du = jij                           wir = wij

er = hij                           sie = zij

sie = zij                         Sie = u

es = het

Let op!

Bij de werkwoorden in deze les moet je goed opletten bij

Du & ER, SIE, ES

Hier verandert de klinker in de stam!!

treffen (e => i)

Ich           treffe

du            triffst

er,sie,es trifft

wir           treffen

ihr            trefft

sie, Sie   treffen

Er ____ seine Freunde im Park.

1. treffe
2. trefft
3. trifft

Warum ____ ihr sie am Platz?

1. trifft
2. trefft
3. treffen

___ Sie uns morgen, Herr Schmidt?

1. triffst
2. treffen
3. treffe

sehen (e => ie)

ich           sehe

du            siehst

er,sie,es sieht

wir           sehen

ihr            seht

sie, Sie   sehen

___ du Erika dort?

1. sehe
2. seht
3. siehst

Ich ___ dich nicht.

1. siehe
2. sehe
3. sieht

Wir ____ gern fern.

1. seht
2. sehen
3. sieht

lesen (e => ie)

ich           lese
du            liest
er,sie,es liest
wir           lesen
ihr            lest
sie, Sie   lesen

___ du gern ein Buch?

1. lese
2. lest
3. liest

Eva ___ die Zeitung.

1. lest
2. liest
3. lese

Ihr ___ manchmal.

1. lest
2. liest
3. lesen

in + Akkusativ

We gaan nu een ander stukje grammatica herhalen.

Je leert hoe je in het Duits kunt zeggen, dat je bijvoorbeeld "naar de bibliotheek" of "naar het warenhuis"gaat.

Wat betekent het Duitse woordjes "in"?

In de volgende slides vertalen we het Duitse woordje "in" steeds met "naar".

In+ Akkusativ

In het Duits verandert het lidwoord (der,die,das) als het woord waar het bij hoort een bepaalde functie in de zin krijgt.

Deze functies (onderwerp, lijdend voorwerp etc.) noem je naamvallen.

De woordjes in de woordenlijst staan in de 1e naamval.

De 1e naamval (Nominativ) is zeg maar de basispositie van een woordje. 

Na het voorzetsel "in" moet je echter een 4e naamval (Akkusativ) gebruiken.

Wat betekent dat dan?

in + Akkusativ

	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig
Nominativ	der	die	das
Akkusativ	den	die	das

Bij welke woordjes verandert het lidwoord in de 4e naamval?

1. onzijdige
2. mannelijke
3. vrouwelijke

In de 4e naamval verandert het mannelijke lidwoord "der" in:

1. den
2. das
3. die

In de 4e naamval verandert het onzijdige lidwoord "das" in:

1. den
2. die
3. verandert niet

In de 4e naamval verandert het vrouwelijke lidwoord "die" in:

1. verandert niet
2. das
3. den

We gaan nu een aantal oefenzinnen doen. Maar eerst nog dit:

"Erich geht ins Kino."

Wat betekent "ins"

Sarah geht am Sontag immer ____ Park (m).

1. in die
2. in den
3. ins

Kommst du mit ___ Kaufhaus (o)?

1. in die
2. in den
3. ins

Katja geht heute ___ Sportschule (v).

1. in die
2. in den
3. ins

Geht ihr ___ Café?

1. in die
2. in den
3. ins

Ich gehe ___ Schwimmbad.

1. in die
2. ins
3. in den

Sophie braucht ein Buch und geht ___ Bibliothek.

1. ins
2. in den
3. in die