2HV: woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Ik heb een geweldig huisdier.
Ik =

1. Zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Ik heb een geweldig huisdier.
geweldig =

1. Zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Ik heb een geweldig huisdier.
huisdier =

1. Zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Ik wil één ijsje.
één =

1. lidwoord
2. telwoord
3. bepaald lidwoord

Greta Thunberg is nu in Amerika.
Greta Thunberg =

1. Zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. bezittelijk voornaamwoord

Ik houd van koffie, maar ik drink liever ijsthee.
maar =

1. VZ
2. LW
3. ZN
4. VW

Ik houd van koffie, maar ik drink liever ijsthee.
drink =

1. Zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Ik houd van koffie, maar ik drink liever ijsthee.
van =

1. ZN
2. VZ
3. VW
4. LW

Die modebewuste meisjes dragen hippe kleding.
modebewuste =

1. LW
2. ZN
3. VZ
4. BN

Die modebewuste meisjes dragen hippe kleding.
dragen=

1. WW
2. ZN
3. BN
4. LW

Ik zit op hockey en voetbal.
en=

1. ZN
2. LW
3. BN
4. VW

Tinky Winky loopt met Po op de berg.
met =

1. LW
2. ZN
3. BN
4. VZ

Helen Parkhurst =

1. BN
2. ZN
3. VW
4. LW

De slimme jongen kocht een Pokemonkaart op Amazon.
slimme =

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

De slimme jongen kocht een Pokemonkaart op Amazon.
Pokemonkaart =

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. bijwoord
4. voorzetsel

Na een lange tijd zagen zij elkaar.
elkaar =

1. wederkerend voornaamwoord
2. wederkerig voornaamwoord
3. wederkerend werkwoord

Na een lange tijd zagen zij elkaar.
zij =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hun boek is kwijt.
Hun =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. lidwoord

Het gelukkige echtpaar gaf elkaar een ring.
Het=

1. LW
2. ZN
3. BN
4. VZ

Het gelukkige echtpaar gaf elkaar een ring.
echtpaar =

1. LW
2. ZN
3. VZ
4. BN

het gekuste meisje
gekuste =

1. ZN
2. LW
3. BN
4. VZ

Op het bord staat het huiswerk.
op =

1. LW
2. BN
3. VZ
4. ZN

Ik zit op hockey en voetbal.
en=

1. ZN
2. LW
3. BN
4. VW