les 9 - 9 december 2024

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

les 9 - 9 december 2024

Aujourd'hui c'est lundi 9 décembre

Présence

tout le monde est présent?

au programme

• correction des devoirs
• révision
• Ma chambre dans le monde
• les devoirs 

Révision

- plaats en vorm bijvoeglijk naamwoord (NF)

- ww -er (NF)

- antwoorden op een vraag (FF)

- woordenschat (NF - FN)

A - plaats en vorm bijvoeglijk naamwoord (NF)

1. een oude auto
2.  witte katten
3. een nieuwe meisje
4. zwarte koeien
5. een kleine vogel

B - ww -er (NF)

1. jullie praten
2.  jij reist
3. zij (v mv) kletsen
4. wij helpen
5. ik besta

C - antwoorden op een vraag (FF)

1. Tu as des frères?
2.  Qu'est-ce que vous aimez faire?
3. Il a une soeur?
4. Tu as un animal?
5. Elle est sympa?

D - woordenschat (NF)

1. Het is mijn verjaardag!
2.  Het konijn is actief.
3. Wij hebben een grote tuin.
4. Ik hou van mijn hamster.
5. Wat vreselijk!

E - woordenschat (FN)

1. Ses parents sont divorcés.
2.  Ce soir, tu regardes la télé.
3. L'oiseau est beau.
4. Heureusement, Sophie a une soeur jumelle.
5. Le château est près de la mer.

Correction

- plaats en vorm bijvoeglijk naamwoord (NF)

- ww -er (NF)

- antwoorden op een vraag (FF)

- woordenschat (NF - FN)

A - plaats en vorm bijvoeglijk naamwoord (NF)

1. une vieille voiture
2.  des chats blancs
3. une nouvelle fille
4. des vaches noires
5. un petit oiseau

B - ww -er (NF)

1. vous parlez
2.  tu voyages
3. elles discutent
4. nous aidons - on aide
5. j'existe

C - antwoorden op een vraag (FF)

1. Oui, j'ai des frères. Non, j'ai une soeur. Je suis fils/ fille unique.
2.  On aime faire du sport.
3. Oui, il a une soeur. Non, il a un frère. Non,  il est fils/ fille unique.
4. Oui, j'ai un chien.
5. Non, elle est casse-pied. Oui, elle est sympa.

D - woordenschat (NF)

1. C'est mon anniversaire!
2.  Le lapin est actif.
3. Nous avons (on a) un grand jardin.
4. J'aime mon hamster.
5. Quelle horreur!

E - woordenschat (FN)

1. Zijn/ Haar ouders zijn gescheiden.
2.  Vanavond, jij kijkt  TV.
3. De vogel is mooi.
4. Gelukkig, Sophie heeft een tweelingzus.
5. Het kasteel is dichtbij de zee.

Ferme l'ordinateur

H2     Tu viens chez moi?        

Objectifs H2

aan het einde van H2, 

je kan vertellen over je familie, over je huisdier, over je woning, hoe je iemand beschrijft

je leert je in de tegenwoordig tijd uit te drukken.

Les buts

- je kent de ongelijkheden in de leefomstandigheden van kinderen. 

 

exercice 1

exercice 2

exercice 3

exercice 4                                           

au travail-
les devoirs

Tu viens chez moi?

réviser: A - B - C - D - E - F - G - H

faire: exercice 3 et chercher les mots en français exercice 2

je weet wat je nog moet leren voor de toets (SO)

je kent de ongelijkheden in de leefomstandigheden van kinderen.

au travail-
les devoirs

Tu viens chez moi?

réviser: A - B - C - D - E - F - G - H

faire: exercice 3 et chercher les mots en français exercice 2