Criminaliteit 9.3, 9.4 en 9.5

2.3 Theorieën over criminaliteit
Doel:

Je kan crimineel gedrag verklaren met behulp van een wetenschappelijke theorie
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2.3 Theorieën over criminaliteit
Doel:

Je kan crimineel gedrag verklaren met behulp van een wetenschappelijke theorie

Slide 1 - Diapositive

Theorieën om criminaliteit te verklaren: 
  1. Aangeleerd gedragstheorie

2. Rationele-keuzetheorie

3. Etikettentheorie

4. Bindingstheorie

5. Anomietheorie

Slide 2 - Diapositive

Aangeleerd gedragstheorie (1)

Crimineel gedrag is aangeleerd.

Het wordt overgenomen van foute vrienden of familieleden. 

Slide 3 - Diapositive

Anomietheorie (5)
Iedereen in onze westerse samenleving wil succesvol zijn.

Als je niet op een legale manier succesvol kan worden: doelen bijstellen of crimineel worden.





Slide 4 - Diapositive

Bindingstheorie 
Als je veel bindingen hebt vertoon je minder snel crimineel gedrag. 

Jonge criminelen stoppen vaak met geweld en vandalisme als zij een relatie krijgen.

Slide 5 - Diapositive

Rationele-keuze theorie 

Gelegenheid maakt de dief.

Mensen maken een rekensom om te kijken wat het oplevert en wat het risico is. 

Slide 6 - Diapositive

Etikettentheorie
Als je eenmaal een misdaad hebt gepleegd krijg je een etiket. 

Mensen gaan zich naar hun etiket gedragen. 

Slide 7 - Diapositive

Neutraliserings-theorie
Iedereen wil zich aan de wet houden. Als je die dan toch overtreedt, praat je dat goed.

Ontkennen dat je gedrag crimineel is:

"De persoon verdiende het"
"Ik rij wel te hard, maar ben een goede chauffeur"

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Paragraaf 9.4, 9.5 en 9.6

Slide 10 - Diapositive

Welke drie dingen mag de politie doen als je verdachte wordt van een misdrijf?

Slide 11 - Question ouverte

Een agent mag:
A
Iemand voor 24 uur vastzetten.
B
Je tas doorzoeken.
C
Je kleding doorzoeken, dit heet fouilleren.
D
Zonder toestemming je huis doorzoeken.

Slide 12 - Quiz

Wat is een proces verbaal?

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent de afkorting Halt?

Slide 14 - Question ouverte

Leg uit wat Halt doet en voor wie het is.

Slide 15 - Question ouverte

Alle officieren van justitie samen noem je het Openbaar Ministerie (OM)
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Wanneer seponeert de officier van Justitie een zaak?

Slide 17 - Question ouverte


Het is goed dat de politie een hele wijk afluistert als ze denken dat er een crimineel woont.


Slide 18 - Diapositive


Het recht op privacy is altijd belangrijker dan de veiligheid van de bevolking.


Slide 19 - Diapositive

De rechtszaak
9.5

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Wat is een dagvaarding?

Slide 22 - Question ouverte

Bij een rechtszaak zijn de belangrijkste personen:
A
De verdacht en de rechter
B
De verdachte en zijn advocaat.
C
De verdachte, de getuige en de rechter
D
De verdachte, de officier van justitie en de rechter

Slide 23 - Quiz

Wat is een vonnis?

Slide 24 - Question ouverte

Wanneer krijg iemand een tbs straf?

Slide 25 - Question ouverte

Als je een psychische stoornis hebt kan de rechter je ontoerekeningsvatbaar noemen.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

Vrouwe Justitia

Slide 27 - Diapositive

De dia hiervoor liet Vrouwe Justitia zien. Noem 3 dingen die je opvallen aan haar en leg uit wat dit met de rechtspraak te maken heeft.

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive