Paragraaf 5.3 Hitlers moordmachine deel 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Paragraaf 5.3 Hitlers moordmachine

Klas 2A

Planning

1. Leerdoelen
2. Uitleg paragraaf 5.3
3. Maken opdrachten
4. Controleren leerdoelen

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen wat rassenleer betekend.
2. Je begrijpt het verschil tussen Untermenschen en Ubermenschen.
3. Je kunt noemen wat voor soort kamp Westerbork was.

Begrippen

Rassenleer

Theorie van de nazi's dat je mensen kunt indelen in goede en slechte rassen.

Rassenleer

• Volgens de nazi's waren er twee soorten mensen: Ubermenschen en Untermenschen 
  
• Bij wie je hoorde het te maken met je afkomst
• Nazi's vonden alleen mensen goed die van het Germaanse ras afstammen

Waarom?

• Untermenschen waren de niet Germaanse volkeren
• Deze mensen mocht je volgens de nazi's gebruiken voor je eigen bestwil en vermoorden
• De zogenoemde eindoplossing was dat ze voornamelijk de Joden zouden vermoorden

Vraag vanuit de klas

Wat voor werk moesten de gevangenen doen in het kamp?

Westerbork 

• Westerbork was een doorgangskamp, vanuit hier werden verschillende mensen vervoerd naar concentratiekampen
• In juli 1942 werden de eerste mensen vervoerd 
• Mensen die op transport wachtten moesten werken
• De laatste trein vertrok in september 1944 naar Bergen-Belsen
• Gevangenen moesten werken in land- en tuinbouw

Vraag vanuit de klas

Wat voor werk moesten de gevangenen doen in het kamp?

Aan het werk

•  Wat? Je gaat aan de slag met de toetsvoorbereiding van paragraaf 5.3 of de praktische opdracht.
• Hoe? Mag als poster, krant, etc. aan het einde van de periode een tentoonstelling
• Hulp? De docent en je boek.
• Tijd? 25 min.
• Uitkomst? Gemaakt huiswerk
• Klaar? Ga verder met het volgende gedeelte van de toetsvoorbereiding

Hoe werden mensen die van het Germaanse ras afstammen genoemd door de nazi's?

1. Ondermensen
2. Bovenmensen
3. Ubermenschen
4. Untermenschen

Leg uit wat de rassenleer inhoudt

Welke functie had kamp Westerbork vooral?

Volgende les!

• Paragraaf 5.4
• Huiswerk: paragraaf 5.3