Par. 3.4: Herhaling theorie betoog

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Nederlands Schrijven
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Terugblik
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

Welkom!

Telefoon in de bak.

Neem plaats.

Jas uit.

Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop en schrift dicht 

Tas op de grond.

Niet eten of drinken in de klas.

Presentie.

Lesdoel(en)

Aan het einde van deze les kan je:

• de regels voor het schrijven van een betoog benoemen en de leerstof van par. 3.3 toepassen bij het schrijven van een eigen betoog

Dinsdag 6 mei 2025

Wat: Herhaling leerstof betoog (par. 3.3)

Wanneer: 10:30-11:20

Hoe: Gezamelijk/ Zelfstandig werken

Klaar: Par. 3.4 opdrachten maken

HW: Par. 3.4  opdrachten maken

Lesdoel: Zie vorige slide!

Taaldoel: Betoog

Leerstof betoog + toets

Toets: schrijven van een eigen betoog

- Je wil de lezer overtuigen

- Het draait om jouw mening en argumenten

Indeling:

Titel - Inleiding - Kern - Slot - Naam

Geen adres, datum of groet (geachte, etc.)

Wat staat er altijd boven je betoog?

1. Adresgegevens
2. Titel van je betoog
3. Geachte heer/mevrouw

Waarmee sluit je het betoog altijd af?

1. Je handtekening
2. Met vriendelijke groet
3. Hoogachtend
4. Je naam

1. Welke mening heeft degene die dit heeft geschreven?

2. Welke argumenten geeft diegene?

3. Welke signaalwoorden worden er gebruikt?

Titel >

Inleiding >

Kern >

Slot >

Naam >

Iedereen moet oranje kleren dragen op Koningsdag.

Eens

Oneens

Geef 1 argument (met signaalwoord)
voor je mening.

Je moet zelf kunnen bepalen wanneer je in het schooljaar je met/op vakantie gaat

Eens

Oneens

Geef 1 argument (met signaalwoord)
voor je mening.

School mag geen huiswerk meer opgeven

Eens

Oneens

Geef 1 argument (met signaalwoord)
waarom het goed is als scholen huiswerk opgeven.

Geef 1 argument (met signaalwoord)
waarom het goed is als scholen GEEN huiswerk meer opgeven.

Bij het schrijven van je betoog let je verder op:

- Hoofdletters

- Interpunctie (punten, komma's, uitroeptekens, vraagtekens)

- Zinsbouw (maak je goede zinnen?), spelling en grammatica.

- Afwisseling tussen korte en lange zinnen

​

Par. 3.4

Opdracht 1 + 2

Exit ticket