toets tips

Toets tips
Waar moet je op letten?
welke vraagsoorten zijn er?
wat moet je vooral niet doen? 

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Toets tips
Waar moet je op letten?
welke vraagsoorten zijn er?
wat moet je vooral niet doen? 

Slide 1 - Diapositive

Vraagsoorten
  • beschrijvende vraag
  • verklarende vraag
  • waarderende vraag

Slide 2 - Diapositive

beschrijvende vraag
een vraag die vak begint met: wat, hoe, welke, wanneer....

Slide 3 - Diapositive

voorbeeld
Welke landen waren aanwezig in Versailles tijdens het tekenen van het verdrag?

Slide 4 - Diapositive

verklarende vraag

een vraag die vaak begint met: waarom, waardoor, geen verklaring voor.... wat is de oorzaak van.....

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld

Waarom was Rusland niet uitgenodigd voor de vredesbesprekingen?

Slide 6 - Diapositive

waarderende vraag

een vraag die vaak begint met: vind je.......? is de......?

Slide 7 - Diapositive

voorbeeld
vind je dat de Duitsers te zwaar werden gestraft?

Slide 8 - Diapositive

Om te 
onthouden
  • De opdracht wordt aangegeven met '⇒'...
  • Regel overslaan tussen elke opdracht...
  • Hoofdletter gebruiken bij meerkeuze...
  • Niet meer antwoorden invullen dan gevraagd...
  • Beantwoord elk onderdeel van de vraag...
  • Altijd iets invullen...
  • Het bijschrift geeft veel informatie...
  • 'Uit de bron' gebruiken, ook echt 'uit de bron' halen...
  • 'Let op!' betekent dus opletten...
  • Herstel fouten duidelijk...
  • Gebruik de juiste opdrachtnummering...
  • Werk sommige antwoorden eerst in klad uit...

Slide 9 - Diapositive


En 'Doe het zo'....doe je ook zo!
Niet alleen voor degenen die het nakijken, maar ook omdat het je helpt bij het beantwoorden van de vraag en het formuleren van een goed antwoord!
!

Slide 10 - Diapositive

Examentip
Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.


B.v.: “Iedereen houdt van vakantie”. Deze omschrijving is niet goed! Heel veel mensen houden van vakantie maar er is ook een kleine groep mensen die vakanties haat!





Slide 11 - Diapositive

BEN JE KLAAR MET DE TOETS CHECK JE ANTWOORDEN OP HET VOLGENDE:


Gebruik geen begrippen als GOED, SLECHT of TOEN. Leg uit wat er GOED is, wat SLECHT is, wanneer TOEN was.

Dit is een fout antwoord: “Ze vonden dat het allemaal goed was”! 
Wie zijn “ze”, wat is “dat”, wat is “het” wat is dat goede, en het woord “allemaal” zal waarschijnlijk ook niet kloppen.
 
Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.



Slide 12 - Diapositive

Hoe moet je je voorbereiden?
  • begrippen
  • personen
  • jaartallen
  • gebeurtenissen

Slide 13 - Diapositive

Noem twee personen uit dit hoofdstuk

Slide 14 - Carte mentale

noem 3 begrippen uit dit hoofdstuk

Slide 15 - Carte mentale

noem een belangrijke gebeurtenis uit dit hoofdstuk

Slide 16 - Carte mentale

Schrijf 3 dingen op
die je van dit hoofdstuk (WO1) hebt geleerd

Slide 17 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog
niet zo goed hebt begrepen

Slide 18 - Question ouverte