teksten die bedacht zijn door een schrijver. Het verhaal kan realistisch zijn maar dat hoeft niet.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4
Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Fictie
teksten die bedacht zijn door een schrijver. Het verhaal kan realistisch zijn maar dat hoeft niet.
Slide 1 - Diapositive
voorbeelden van fictie
Slide 2 - Carte mentale
voorbeelden van non fictie
Slide 3 - Carte mentale
Realistisch
Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid.
Een verhaal is realistisch als het lijkt op de werkelijkheid, geloofwaardig is en geen fantasie-elementen bevat.
Slide 4 - Diapositive
Niet-realistisch
Als er dingen voorkomen in een verhaal die niet geloofwaardig zijn.
Of als er fantasie-elementen voorkomen zoals: tovenaars, zombies en aliëns.
Slide 5 - Diapositive
geef een voorbeeld van realistische fictie
Slide 6 - Carte mentale
geef een voorbeeld van niet realistische fictie
Slide 7 - Carte mentale
Genre
Elk genre heeft zijn eigen onderwerpen en kenmerken.
Bijvoorbeeld: historisch verhaal, avonturen roman, oorlogsverhaal, liefdesverhaal, probleemverhaal etc.
Slide 8 - Diapositive
geef voorbeelden van verschillende genres
Slide 9 - Carte mentale
Setting en sfeer
Tijd en ruimte vormen de setting die de auteur kiest voor een verhaal.
Slide 10 - Diapositive
Setting en sfeer
Op welke manier kan tijd in een verhaal zichtbaar gemaakt worden?
Noemen van jaartal.
Historische gebeurtenissen.
Historische figuren.
Beschrijven van ruimte met kenmerkende gebouwen, gebruiken of voorwerpen.
Slide 11 - Diapositive
Setting en sfeer
Wat is ruimte?
Ruimte heeft te maken met waar het verhaal zich afspeelt. Niet alleen een bepaalde stad of dorp. Het kan ook een kamer zijn, of een wijk of zelfs een planeet.
Ook weer, geluiden of geuren kunnen een rol spelen.
Slide 12 - Diapositive
Setting en sfeer
Wat is sfeer?
De manier waarop de ruimte wordt beschreven kan een bepaalde sfeer oproepen. Dat kan negatief of positief zijn.
Kan bijvoorbeeld vrolijk zijn of juist dreigend.
Slide 13 - Diapositive
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Chronologische volgorde
Dan worden de gebeurtenissen verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn.
Slide 14 - Diapositive
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Niet-chronologische volgorde
De gebeurtenissen staan in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn.
Slide 15 - Diapositive
Tijd, vertelvolgorde en verteltempo
Flashbacks
Het verhaal springt vanuit het heden terug in de tijd, naar gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden.
Flashback is langer dan een terugverwijzing.
Slide 16 - Diapositive
Personages
Hoofdpersoon
Belangrijkste personage in een verhaal.
Meestal één hoofdpersoon. Maar soms ook meer.
Slide 17 - Diapositive
Personages
Hoofdpersoon:
Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.
Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden.