5.2 Het hormoonstelsel

5.2 Het hormoonstelsel
Thema 5. Regeling
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.2 Het hormoonstelsel
Thema 5. Regeling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les
- Voorkennis
- Uitleg over hormonen
- Opdrachten maken
Leerdoelen
5.2.1 Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
5.2.2 Je kunt de werking van hormoonklieren beschrijven en uitleggen hoe doelwitorganen op de hormonen reageren.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis hormonale regeling
Voorkennisvragen. 
Juist of onjuist:
a. De darmholte behoort tot het inwendige milieu.
b. Alleen cellen met de juiste receptor kunnen reageren op een hormoon.
c. Als hormoon A de aanmaak van hormoon B stimuleert en hormoon B remt de aanmaak van hormoon A, dan spreken we van positieve terugkoppeling.
d. Hormonen worden door het lichaam getransporteerd via het bloed.
e. Door homeostase blijft de lichaamstemperatuur van een organisme grotendeels gelijk.
timer
3:00

Slide 4 - Diapositive

a. onjuist
b. juist
c. onjuist
d. juist
e. juist

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormonen
Homeostase --> communicatie tussen cellen 
nodig --> door hormonen.

- gemaakt door hormoonklieren
- vervoer via bloed naar:
Doelwitorgaan: bevat receptoren
waaraan het hormoon kan binden.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reactie van doelwitorgaan wordt bepaald door:
- hormoonconcentratie
- aantal hormoonreceptoren op/in de cellen

Type klieren:
- Endocrien = direct aan bloed (secretie). Dit 
is een hormoonklier.
- Exocrien = afgifte via afvoerbuis (excretie).
Bij bijv. zweet en speeksel.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormoonklieren
De werking van een aantal hormonen + waar ze worden geproduceerd

-> staat ook in BINAS 89A!

Belangrijk: hypofyse. Hormoonklier in de hersenen!

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypothalamus regelt de secretie van hormonen door de hypofyse.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag (eerste 10 min. in stilte)
Maken: 
5.2 Opdracht 10 t/m 14

Klaar? 
- maak een 'braindump'  van blz. 15 en 16
- Teken een plaatje bij de stof van blz. 15 en 16
- Maak een begrippenlijst + mindmap van de begrippen in 5.2
of: ga leren voor de S.O. van vrijdag.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les
- Voorkennis
- Uitleg over hormonen
- Opdrachten maken



Wat hebben hormonen te maken met
- een kater?
- reuzengroei
- dwerggroei
Leerdoelen
5.2.1 Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
5.2.2 Je kunt de werking van hormoonklieren beschrijven en uitleggen hoe doelwitorganen op de hormonen reageren.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis
1. Wat is de formule van de verbranding van glucose?
2. De hypothalamus regelt de secretie van hormonen door de ... 
3. Welke organen zorgen voor de vorming van urine?
4. Hormoonklieren zijn (endocriene/exocriene) klieren.
5. Welke twee factoren beïnvloeden de mate van reactie van een doelwitorgaan?
6. Waar ligt de schildklier?

Slide 12 - Diapositive

1. O2 + glucose --> CO2 + water
2. hypoyfse
3. nieren
4. endocriene
5. hormoonconcentratie en aantal hormoonreceptoren
6. In de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp.
Aansturen van hormonen vanuit hersenen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkwab (adenohypofyse) en achterkwab (neurohypofyse):


  • FSH en LH
  • GH = groeihormoon
  • TSH = thyroïd stimulerend hormoon
  • Oxytocine
  • ADH = antidiuretisch hormoon
  • ACTH = adrenocorticotroop hormoon

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Groeihormoon: regelt groei en ontwikkeling. Puberteit: beendergroei. Te veel? --> reuezengroei. Te weinig? --> dwerggroei.

Antidiuretisch hormoon (ADH)  werkt op nieren
- resorptie water naar bloed --> minder urine
- regelt osmotische waarde bloed

Alcohol remt ADH --> veel vocht verloren -->
uitdroging lichaam --> kater.

(diurese = urine volume)

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De schildklier

Aansturing via TSH vanuit de hypofyse 
--> schildklier maakt dan de thyroxine (schildklierhormoon) --> zorgt voor stofwisseling + groei en ontwikkeling bij kinderen.

Jodium nodig voor de vorming van thyroxine.

 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Waar staat de 'R' in 
TRH voor?

TSH --> aanmaak thyroxine --> 
veel thyroxine in bloed --> remt
aanmaak/secretie TSH --> minder
aanmaak thyroxine door
schildklier.


Wat voor terugkoppeling is dit?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thyroxine: stimuleert verbranding glucose (stofwisseling).
Bij kinderen: stimuleert de groei/ontwikkeling van beenderstelsel en ontwikkeling centrale zenuwstelsel.

Te veel? intensiteit stofwisseling neemt toe --> gewichtsverlies, meer eetlust en rusteloosheid.
Te weinig? intensiteit stofwisseling neemt af --> gewichtstoename en vermoeidheid.


Lage productie vanaf geboorte --> 
dwerggroei en beperkte geestelijke 
ontwikkeling.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alvleesklier: eilandjes van Langerhans
  • Deze cellen maken de hormonen insuline en  glucagon 
  • Deze hormonen hebben invloed op de glucose- concentratie in het bloed

Alvleesklier: exocrien en endocrien. Andere functie?


Wat worden koolhydraten als ze afgebroken worden?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedsuikerspiegel/glucoseconcentratie
Insuline: - cellen nemen glucose op vanuit je bloed 
                   - opgeslagen in je lever en spieren als glycogeen.
  • glycogeen = lange keten van glucose.

Glucagon: - glycogeen omzetten  tot glucose
                       - glucose afgeven aan bloed 

Wanneer heb je een hoge bloedsuikerspiegel? En wanneer is deze laag?

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oxytocine + weeën en melksecretie.
Epo + productie rode bloedcellen in rode beenmerg.
EPO

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijnieren
Produceren adrenaline in stressvolle situaties.
Het zorgt ervoor dat je snel kunt reageren op een situatie.
Adrenaline zorgt ervoor dat:
- de lever/spieren glycogeen omzetten in glucose (+ stofwisseling)
- harts sneller kloppen
- sneller ademen
- verteringsstelsel remmen
- bloedvaten spieren/hersenen verwijden

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Paragraaf 5.2: opdracht (10 t/m 14) 15 t/m 19
Gebruik BiNaS 89A+C

Klaar? 
- oefenen voor S.O.

Laatste 10-15 minuten: leerdoelencheck (evt. met binas!)

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De hypofyse is een ...
A
endocriene klier
B
exocriene klier

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de hersenen ligt een hormoonklier: de hypofyse.
Pieter doet twee uitspraken over de hypofyse:

1. Hormonen uit de hypofyse beïnvloeden de groei
2. Hormonen uit de hypofyse beïnvloeden de stofwisseling
Wat is juist?
A
Geen van beide uitspraken is juist
B
Alleen uitspraak 1 is juist
C
Alleen uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn juist

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het schildklierhormoon (thyroxine) kan niet gemaakt worden zonder het element jodium (I). Stel dat een patiënt jodiumtekort heeft.
Zal er meer of minder TSH gevormd worden?
A
meer TSH
B
minder TSH

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Glucagon zet glycogeen om in ...

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de woorden op de juiste plek in.
Lever
daalt
stijgt
glycogeen
glucose
insuline
glucagon
daalt
stijgt

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke twee plekken wordt glucose opgeslagen als glycogeen?

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon wordt niet in de hypofyse geproduceerd?
A
GH
B
ADH
C
epo
D
FSH

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als er veel resorptie plaatsvindt in de nieren, zal de bloeddruk ...
A
Dalen
B
Stijgen

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieren
Rode bloedcellen
Rood beenmerg
EPO
Lever
Adrenaline
Bijnier
Geel beenmerg

Slide 34 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Als ik meer ADH heb, dan moet ik...
A
meer plassen
B
minder plassen

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Adrenaline wordt gemaakt in de ...

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Extra (verdieping)

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Glycogeen in lever en spieren

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diabetes
Type 1: Het afweersysteem heeft de eilandjes van Langerhans vernietigd of inactief gemaakt -> geen insuline

Type 2: De eilandjes van Langerhans maken te weinig insuline of het lichaam reageert er niet meer goed op. Dit werd vroeger vaak ouderdomsdiabetes genoemd omdat het vaak op latere leeftijd voorkwam. Nu krijgen ook steeds meer jonge mensen het.
Vraag
Wanneer is het lichaam minder gevoelig voor insuline? 

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions