Herhaling brugklas na unité 5
1 / 27
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je over het werkwoord faire?
Slide 2 - Carte mentale
'Faire' betekent...
A
zijn
B
kunnen
C
hebben
D
maken, doen
Slide 3 - Quiz
Ik doe
Jij doet
Wij doen
Zij doen
Je fais
Nous faisons
Elles font
Tu fais
Slide 4 - Question de remorquage
Il (faire) ______ beau?
Slide 5 - Question ouverte
Ils (faire) ______ les devoirs?
Slide 6 - Question ouverte
Je (faire) ______ mes devoirs?
Slide 7 - Question ouverte
nous ______ (faire)
Slide 8 - Question ouverte
faire (tu)
timer
0:20
Slide 9 - Question ouverte
faire (vous)
timer
0:20
Slide 10 - Question ouverte
on ... (faire)
Slide 11 - Question ouverte
Op een schaal van 1-10:
hoe goed beheers je deze werkwoorden?
hoe goed beheers je deze werkwoorden?
Slide 12 - Carte mentale
Slide 13 - Diapositive
Wat heb je altijd nodig voor het maken van een passé composé?
Slide 14 - Question ouverte
On a habité
A
présent (nu)
B
passé composé (verleden tijd)
Slide 15 - Quiz
Ma mère demande
A
présent
B
passé composé
Slide 16 - Quiz
elle a regardé
A
présent
B
passé composé
Slide 17 - Quiz
nous avons écouté
A
présent
B
passé composé
Slide 18 - Quiz
Uit hoeveel delen bestaat de passé composé?
A
1
B
2
Slide 19 - Quiz
tu - parler
passé composé
passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle
Slide 20 - Quiz
Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait
Slide 21 - Quiz
Waarom is: - je dansé - fout?
Wat mist er?
Wat mist er?
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf in letters op: 33
Slide 23 - Carte mentale
Schrijf in letters op: 21
Slide 24 - Carte mentale
Schrijf in letters op: 68
Slide 25 - Carte mentale
Schrijf in letters op: 57
Slide 26 - Carte mentale
Mijn voorbereiding voor het PW is...
😒🙁😐🙂😃
