Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Ik weet wat een homoniem is
Ik kan homoniemen aanwijzen in de zin
Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken. Deze hebben we gekocht met een lening van onze bank.
Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken. Deze hebben we gekocht met een lening van onze bank.
bank --> hetzelfde woord, maar twee betekenissen
Dit noem je homoniemen
De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.
bal -> feest, rond voorwerp
blik -> dun metaal, oogopslag
was -> wasgoed, vetachtige stof
cookieTextcookieStatement