5.3 Beelden maken met een lens

5.3 beelden maken met een lens
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

5.3 beelden maken met een lens

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Bij projecteren ontstaat een beeld op het scherm. Alleen als je het scherm op de juiste plek zet krijg je een scherp beeld.

De plaats waar een scherp beeld ontstaat, kun je bepalen met een tekening. Daarvoor gebruik je twee constructiestralen.

Slide 17 - Diapositive

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(1) Een lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas gaat na de lens door het brandpunt

Slide 18 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 19 - Diapositive

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(2) Een lichtstraal die door het midden van een lens gaat verandert niet van richting.

Slide 20 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 21 - Diapositive

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(3) Een lichtstraal door brandpunt gaat na de lens evenwijdig verder

Slide 22 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 23 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3

Slide 24 - Diapositive

Een sterkere lens breekt de lichtstralen meer naar binnen. De brandpuntsafstand is dan kleiner.

Slide 25 - Diapositive

Teken hoe de negatieve lens de lichtbundel breekt.

Slide 26 - Diapositive

Teken hoe de negatieve lens de lichtbundel breekt.

Slide 27 - Diapositive

Hoe krijg je het beeld in je oog of camera?

Slide 28 - Diapositive

Scherpstellen

Slide 29 - Diapositive

Scherpstellen
Met een optische bank stel je het beeld scherp. De lens verplaats je naar voren of naar achteren. Op die manier kun je het beeld scherpstellen
Afstand tussen voorwerp en lens
heet de voorwerpafstand
Afstand tussen lens en scherpe
beeld heet beeldafstand

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 t/m 13 van paragraaf 5.3 (blz 41 tm 43)
timer
10:00

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Welke lenzen zijn positief en welke negatief? 
Sleep de lenzen naar het juiste vak.
+
-

Slide 35 - Question de remorquage

Slide 36 - Diapositive

Wat is het kenmerk van een brandglas met een positieve lens?
A
Het verandert de kleur van licht
B
Het laat geen licht door
C
Het bundelt lichtstralen tot één punt
D
Het verspreidt lichtstralen

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Wat gebeurt er met de brandpuntsafstand als een
bolle lens dikker wordt?
A
De brandpuntsafstand neemt af.
B
De brandpuntsafstand neemt toe.

Slide 39 - Quiz


Een sterke lens...
A
heeft geen brandpuntsafstand
B
heeft een kleine brandpuntsafstand
C
heeft een grote brandpuntsafstand
D
is altijd een negatieve lens

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive

Wat is het effect van een negatieve lens op een lichtbundel?
A
Het bundelt de lichtbundel
B
Het verspreidt de lichtbundel
C
Het absorbeert de lichtbundel
D
Het versterkt de lichtbundel

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive