Révision des verbes

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Le programme pour aujourd'hui

- Interrogation des verbes + les nombres 21-69

- Explication du passé composé

- Au travail!

- Les devoirs

wij willen =

1. nous voulez
2. nous veulons
3. nous voulons
4. vous voulez

u heeft =

jij houdt van =

1. tu aimer
2. tu aime
3. tu aimes
4. tu aimons

jij wilt =

zij zijn (groep jongens) =

1. ils ont
2. ils sont
3. il a
4. il est

ik ga =

ik ben dol op =

1. j'aime
2. j'aimes
3. je adore
4. j'adore

jullie gaan =

zij wil =

1. elle veut
2. elle veux
3. elle vout
4. elles veulent

u wilt =

zij gaan (groep jongens) =

1. ils allont
2. ils vont
3. ils ont
4. ils sont

zij willen (groep meisjes) =

25 =

1. vin-cinq
2. vingt-cinq
3. vingt cinq
4. vingt-sinq

33 =

58 =

1. cinqaunte-huit
2. cinquante-wiet
3. cinquante-huit
4. cinquante-uit

49 =

61 =

1. soixante et un
2. soixante-un
3. cinquante et un
4. soixante et une

Explication du passé composé

De passé composé gebruik je om te vertellen over iets wat je in het verleden hebt gedaan.

Ik heb gegeten.

Jij hebt geleerd.

Wij hebben gevoetbald.

Explication du passé composé

Een passé composé bestaat altijd uit 2 delen:

1. een hulpwerkwoord

2. een voltooid deelwoord

Exemple:

Wij hebben tv gekeken.         =      Nous avons regardé la télé.

Explication du passé composé

Er zijn 2 soorten hulpwerkwoorden:

1. avoir (= hebben)

2. être (= zijn)

Exemple:

1. J'ai dansé toute la nuit.

2. Je suis arrivé à dix heures.

Explication du passé composé

Hoe maak je dan een voltooid dlw. in het Frans bij ww. op -er?

Stap 1: Je haalt -er van het ww. af.

Stap 2: Je voegt een é toe.

Exemple: Stap 1: donner (= geven) wordt donn

                     Stap 2: donn wordt donné (= gegeven)

ik heb gegeven = j'ai donné, jij hebt gegeven = tu as donné, etc.

Hoe zeg ik dan...

kopen = acheter      spelen = jouer      oefenen = pratiquer

1. jij hebt gekocht =

2. jullie hebben gespeeld =

3. zij hebben geoefend =

Onregelmatige voltooide dlw.

Attention! Bij de volgende werkwoorden kan ik niet de 2 stappen toepassen:

être               -     été            J'ai été malade.

avoir             -     eu              Tu as eu une bonne note.

prendre       -    pris            Elle a pris un taxi.

faire              -    fait              Nous avons fait du foot.

vouloir         -    voulu          Ils ont voulu un chien.

Au travail!

1. D'abord, tu fais les exercices 7, 8 et 9 à la page 26 et 27 du document.

Les devoirs

Les devoirs pour mardi le 21 septembre:

- Finir les exercices 7, 8 et 9 du document

- Apprendre les notes (aantekeningen) du passé composé + réviser le vocabulaire 4-5-6 (première page)