2 HAVO Ch. 6 Le passé composé met être en avoir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Le passé composé

De passé composé bestaat uit drie delen, waaronder een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

ik - heb - gekeken          j' - ai - regardé

      

Uitleg

    Extra ''e'' en extra ''s'' bij het werkwoord être

Log in op lessonup.app

Wat weet je nog over de Passé Composé?

Passé Composé

Hoe maak je de passé composé?

1. avoir + voltooid deelw.
2. etre + voltooid deelw.
3. avoir of etre + voltooid deelw.

avoir

=

 hebben

Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

as

avez

a

ai

ont

avons

etre

=

 zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

es

sont

est

êtes

sommes

suis

P.C. met 'avoir'

P.C. met 'etre'

aller

tomber

regarder

écouter

faire

rester

arriver

Bij werkwoorden die niet eindigen op ''er'' is het voltooid deelwoord onregelmatig. 

Welke horen bij elkaar?

avoir

être

faire

été

fait

eu

Ik ben geweest (passé composé)
Let op: dit is een uitzondering, zie je theorie.

1. je suis été
2. j'ai été
3. j'ai êtré
4. je suis êtré

    Extra ''e'' en extra ''s'' bij het werkwoord être

Zet in de passé composé:
(essayer) Tu ____________ le jeans.

Zet in de passé composé:
(arriver) Ses cousines _______ hier

Zet in de passé composé:
(aimer) Elle _________ des tartines.

Zet in de passé composé:
(tomber) Sophie __________ d'une arbre.

Ik begrijp de passé composé
met avoir en être

😒🙁😐🙂😃

Le passé composé

De passé composé bestaat uit drie delen, waaronder een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

ik - heb - gekeken          j' - ai - regardé

      

Herhaling

Let op!

De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:

Je hulpwerkwoord blijft wel avoir.
Bijv: Ik heb een cadeau gehad = J'ai eu un cadeau

avoir =  eu 

être = été 

faire = fait

Hier komt een uitzondering..

Passé composé

Présent

J'ai mangé

il parle

Ils ont acheté

je téléphone

vous avez dansé

nous écoutons

vous regardez

Tamara a marché

nous avons trouvé

on cherche

Elisa rencontre

tu as raconté

Hoeveel werkwoorden heb je altijd nodig
bij het maken van een passé composé?

1. een
2. twee
3. drie
4. passé composé? huh?

Je dansé

1. Goed
2. Fout

Waarom is: "Je dansé" fout?
Wat ontbreekt er?

Elle_________ (danser) avec sa soeur.

1. dansé
2. a dansé
3. ont danser
4. a danser

Welke is juist?

1. Paula est dansé
2. Paula a dansé
3. Paula est dansée
4. Paula a dansée

Le passé composé met être

Alle vormen tussen haakjes geven aan dat het vrouwelijk kan zijn, maar dat dit niet bekend is.

Aller (gaan)

Je suis allé(e)

Tu es allé(e)

il est allé

elle est allée

Nous sommes allé(e)s

Vous êtes allé(e)(s)(es)

Ils sont allés

Elles sont allées

Ik ben vertrokken

1. je suis parti
2. tu es parti
3. j'ai parti
4. il a parti

Mon père ... (tomber).

1. tombé
2. a tombé
3. est tombé
4. est tombés

Vous avez
travaillé dur?

Oui 👍🏼   Moyen 👋🏻   Non👎🏻

Rangez vos affaires

Le passé composé

Wil je meer weten over de passé composé? 
Oefen met verbuga.eu of kijk eens op www.viviennestringa.com

Duolingo gebruiken om je Frans een boost te geven kan ook altijd!

      

Kijk op je planner!

Week 22  -  Hoofdstuk 6

Bedankt voor de aandacht

Graag gedaan doei